B
E
5
1
A
D
C
Afb. 42: Afmetingen van strokenfundering (boven-
aanzicht)
De aanduidingen 1, 3, 5, 8, 9 en 11 staan in de
legenda van de Afb. 41
afmetingen van strokenfundering (in mm)
Maat
RVT 264-524 DC
A
800
B
200
C
530
D
290
E
330
Condensaataansluiting
Door de dauwpuntonderschrijding bij de lamellen-
condensor, ontstaat er tijdens verwarmingsbedrijf
condens.
Onder het apparaat moet een condensopvangbak
worden gemonteerd die het condenswater kan
afvoeren.
n
De in het gebouw gemonteerde condensleiding
moet gelegd worden met een verval van mini-
maal 2 %. Monteer eventueel dampdiffusie-
dichte isolatie.
n
Bij gebruik van het apparaat bij een buitentem-
peratuur van minder dan 4 °C, moet worden
gezorgd voor een vorstvrije plaatsing van de
condensafvoer. Daarnaast moeten de onder-
zijde van de bekleding van de behuizing en de
condensopvangbak vorstvrij worden gehouden,
om een doorlopende afvoer van condens te
waarborgen. Monteer eventueel een lintverwar-
ming langs de leiding.
Na het leggen controleren op een vrije afvoer
n
van het condens en zorgen voor een perma-
nente lekdichtheid.
B
5
9
8
1
3
11
RVT 684 DC
800
200
590
333
390
Afb. 43: Condensaataansluiting binnenunit
Gewaarborgde afvoer bij lekkages
Met de REMKO olieafscheider OA 2.2 wordt vol-
daan aan de hieronder opgegeven eisen van de
lokale voorschriften en wetgeving.
AANWIJZING!
Regionale voorschriften of wetten betreffende
het milieu, bijv. wetgeving betreffende de water-
huishouding (WHG), kunnen bepalingen
bevatten dat ongecontroleerde afvoer bij lekken
voorkomen dient te worden, zodat uittredende
koelmachineolie of potentieel gevaarlijke koel-
middelen veilig afgevoerd kunnen worden.
AANWIJZING!
Bij een condensaatafvoer via een kanaal moet
conform DIN EN 1717 gegarandeerd zijn, dat
aanwezige belastingen betreffende afvalwater
(bacteriën, schimmels, virussen) niet in het aan-
gesloten apparaat terechtkomen.
min. 2%
39