10. Transport van de machine
• Om de machine ter verrijden duwt men de duwbeugel lichtjes naar beneden zodanig dat de
messen vrijkomen van de grond.
• Als men de machine verrijdt voor transport, dan wordt de motor steeds uitgeschakeld.
• Enkel volwassenen mogen de machine verplaatsen of transporteren.
• Ook tijdens het transport laat men geen kinderen, onbevoegden of dieren toe binnen een straal
van 3 m rond de machine.
• Kies de transportweg goed uit zodat zo weinig mogelijk obstakels de doorgang bemoeilijken. De
transportweg is bij voorkeur vlak met een geëffende bodem.
• Zou de machine door omstandigheden zijn omgekanteld, licht deze dan zo snel mogelijk weer
op. Dit voorkomt dat de olie uit het carter op de luchtfilter terecht komt.
• Voor het laden van de machine in een bestelwagen of op een aanhangwagen gebruikt men
slipvrije oprijbalken. Zorg dat deze goed bevestigd zijn aan het voertuig of aanhangwagen. De
oprijhelling mag onder geen beding groter zijn dan 25°.
• Men gaat bedacht en beheerst te werk bij het laden en lossen van de machine zodat de ma-
chine niet omkantelt en aanleiding geeft tot een ongeval.
Let op: Laat de machine in een afgesloten ruimte nooit langer dan 30 sec
draaien in aanwezigheid van mensen of dieren. De uitlaatgassen van benzine-
motoren bevatten namelijk schadelijke stoffen die kunnen leiden tot verstikking
of vergiftiging.
Bij het bestijgen, rijdt men de helling voorwaarts op.
Bij het afdalen, rijdt men de helling voorwaarts af.
• Bij het nemen van drempels tussen de 40 en 60 mm wordt aangeraden met de machine achter-
waarts de drempel te nemen.
• Bij het oprijden van een hoogteverschil (opstap, trede, stoeprand...) hoger dan 60 mm zal men
een schuine oploop voorzien.
38