2 Installeer het servicedeksel.
8.2
De buitenunit sluiten
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u
het aanhaalkoppel van 1,3 N•m NIET overtreft.
9
Inbedrijfstelling
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD werken met de thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. Zo NIET kan de compressor
vuur vatten.
9.1
Controlelijst voor de
inbedrijfstelling
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde
punten.
2 Sluit de unit.
3 Schakel de unit in.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Het systeem is correct geaard en de aardingsklemmen
zijn vastgedraaid.
De voedingsspanning stemt overeen met de spanning
op het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die
tegen de binnenkant van de binnen- of buitenunit gedrukt
worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch
geïsoleerd.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen
zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan
volledig open.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen
werden gelegd conform dit document en de geldende
wetgeving tussen de binnenunit en de buitenunit.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
(A)RXP20~35N5V1B9
R32 Split-reeks
3P748643-2 – 2023.07
1×
1
2
1
De
binnenunit
ontvangt
gebruikersinterface.
De
vermelde
kabels
doorverbindingskabel.
De zekeringen, onderbrekers of lokaal geïnstalleerde
beveiligingen
zijn
geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
9.2
Checklist tijdens inbedrijfstelling
Ontluchten.
Testen.
9.3
Proefdraaien
Vereiste: De gegevens van de voeding MOETEN binnen het
opgegeven bereik vallen.
Vereiste: Proefdraaien is mogelijk in de stand koelen of verwarmen.
Vereiste: Zie de gebruiksaanwijzing van de binnenunit voor het
instellen van de temperatuur, de bedrijfsstand...
1 In de koelstand, selecteer de laagst programmeerbare
temperatuur. In de verwarmingsstand, selecteer de hoogst
programmeerbare temperatuur. Indien nodig kan proefdraaien
worden gedeactiveerd.
2 Stel de temperatuur op normaal niveau in wanneer het
proefdraaien beëindigd is. In de koelstand: 26~28°C, in de
verwarmingsstand: 20~24°C.
3 Controleer of alle functies en onderdelen correct werken.
4 Het systeem stopt 3 minuten na het uitschakelen van de unit.
INFORMATIE
▪ De unit verbruikt ook nog stroom wanneer ze
uitgeschakeld is.
▪ Wanneer
de
stroom
stroompanne, werkt de unit verder in de eerder
geselecteerde stand.
9.4
De buitenunit starten
Zie de installatiehandleiding van de binnenunit voor meer informatie
over de configuratie en inbedrijfstelling van het systeem.
10
Opsporen en verhelpen van
storingen
10.1
Storingsdiagnose met behulp van
de led op de printplaat van de
buitenunit
Led...
Diagnose
knippert
Normaal.
▪ Controleer de binnenunit.
AAN
▪ Schakel de voeding uit en weer aan, en
controleer de led binnen een 3-tal minuten.
Als de led weer brandt, dan is de printplaat
van de buitenunit defect.
9 Inbedrijfstelling
de
signalen
van
worden
gebruikt
voor
overeenkomstig
dit
document
wordt
hersteld
na
een
Montagehandleiding
de
de
13