Download Print deze pagina

dixell XR06CX Handleiding pagina 2

Advertenties

dIXEL
Opmerking: De nieuw ingestelde waarde wordt gememoriseerd, ook wanneer men de modus verlaat
zonder te hebben gedrukt op de toets SET.
HOE EEN PARAMETER VAN L2 NAAR L1 TE BRENGEN
Elke parameter aanwezig in het menu van het tweede niveau kan uit het eerste niveau gehaald
worden en naar het eerste niveau gebracht worden (niveau gebruiker) door tegelijk te drukken op de
toetsen SET+
tijdens de weergave van het label van de beoogde parameter. Wanneer men in het
menu van het tweede niveau is (L2) en een parameter aanwezig is in het eerste programmeerniveau,
brandt de LED van het decimaal punt.
1.9 OM HET TOETSENBORD TE BLOKKEREN
Hou de toetsen
en
tegelijk ingedrukt gedurende enkele seconden tot het opschrift "OF"
knipperend verschijnt. Vanaf dit moment is het toetsenbord geblokkeerd en kan alleen de setpoint
weergegeven worden. Als langer dan 3 seconden op een toets gedrukt wordt, verschijnt opnieuw het
opschrift "OF".
1.10 OM HET TOETSENBORD VRIJ TE GEVEN
Hou de toetsen
en
tegelijk ingedrukt gedurende enkele seconden tot het opschrift "On"
knipperend verschijnt. Nu kan het toetsenbord weer gebruikt worden.
8. PARAMETERS
REGELING
Hy Hysterese: (0,1°C ÷ 25°C) Interventiedifferentiaal van de setpoint. De hysterese wordt bij de set
geteld: de relais wordt ingeschakeld wanneer de temperatuur de set plus de hysterese bereikt en
gaat uit wanneer de temperatuur opnieuw de setwaarde bereikt.
LS Onderste limiet SETPOINT: (- 55°C ÷ SET) Bepaalt de minimaal instelbare waarde voor de
setpoint.
US Bovenste limiet SETPOINT: (SET ÷ 99°C) Bepaalt de maximaal instelbare waarde voor de
setpoint.
ot
Afstelling sonde 1: (-9.9÷9.9°C) om de effecten van de offset te wijten aan de lengte van de
kabels van sonde 1 te compenseren.
P2 Aanwezigheid sonde 2:(n÷y) n= sonde afwezig; Y= sonde aanwezig;
oE Afstelling sonde 2: (-9.9÷9.9°C) om de effecten van de offset te wijten aan de lengte van de
kabels van sonde 2 te compenseren.
od Vertraging activering uitgangen bij inschakeling: (0÷99 min.) Bij de inschakeling wordt de
activering van om het even welke lading verhinderd gedurende de ingestelde tijd.
AC Vertraging naderende starten: (0÷50 min.) minimale interval tussen de uitschakeling van de
compressor en de daaropvolgende herinschakeling.
Cy Tijd compressor ON met sonde defect: (0÷99 min.) tijd waarbij de compressor actief blijft in
geval van een defecte sonde. Met Cy=0 blijft de compressor uit. Opmerking: Als Cy=0 en Cn=0
blijft de compressor uit.
Cn Tijd compressor OFF met sonde defect: (0÷99 min.) tijd waarbij de compressor uit blijft in
geval van een defecte sonde. Met Cn=0 blijft de compressor aan.
DISPLAY
CF Meeteenheid temperatuur:(°C÷°F) °C =Celsius; °F =Fahrenheit. OPGELET: wanneer de
meeteenheid veranderd wordt, moeten de setpoint en de regelparameters correct weer
ingesteld worden.
rE
Resolutie (voor °C):(dE ÷ in) dE= decimalen tussen –9,9 en 9,9°C; in= heel
Ld Defaultweergave: P1= thermostaatsonde; P2= verdampersonde. SP= SETPOINT
dy
Vertraging temperatuurweergave: (0÷15 min.) wanneer de temperatuur toeneemt, wordt de
weergegeven waarde aangepast met 1°C of 1°F elke dy minuut
ONTDOOIEN
td
Type ontdooiing: (EL – in) EL= ontdooiing met weerstanden, de compressor draait niet; in=
ontdooiing met cyclusomkering (warm gas), de compressor is actief;
dE Temperatuur einde ontdooien: (-50÷50°C) wanneer dE=Pb duidt deze parameter de
temperatuur op het einde van de ontdooiing aan;
id
Interval tussen ontdooiingen: (0÷99 ore) bepaalt de interval tussen het begin van twee
ontdooicycli;
Md Duur van de ontdooiing: (0÷99 min. met 0 wordt het ontdooien uitgesloten) met P2=n wordt
de ontdooiingstijd bepaakd, P2=y is de maximale ontdooiingstijd.
dd Vertraging start ontdooiing vanaf oproep: (0÷99 min) nuttig om de starten van de
ontdooiingen te diversifiëren om de installatie niet te overbelasten;
dF Weergave tijdens het ontdooien: (rt / it / St / dF) rt= reële temperatuur; it= temperatuur begin
ontdooiing; SP= SETPOINT; dF= label dE.
dt
Duur van de druppeling: (0÷99 min.) tijd tussen het bereiken van de temperatuur op het einde
van de ontdooiing en het hervatten van de normale werking;
dP Defrost al Power – ON: (y-n) y= bij de inschakeling van het instrument wordt een ontdooiing
geactiveerd; n= bij de inschakeling van het instrument wordt geen ontdooiing geactiveerd.
WAAIERS
FC Werkwijze waaiers: (cn, on, cY, oY) cn= parallel met de compressor, uit tijdens ontdooien; on=
continu, uit tijdens ontdooien; cY= parallel met compressor, aan tijdens ontdooien; oY= continu,
aan tijdens ontdooien;
Fd Vertraging start waaiers na ontdooiing: (0÷99 min) tijd die verloopt tussen het einde van de
ontdooiing en het hervatten van de werking van de ventilatoren.
FS Temperatuur blokkering waaiers: (-50÷50°C) als de temperatuur gemeten voor de
verdampingssonde groter is dan FS worden de waaiers stilgelegd.
ALARMEN
AU Alarm hoge temperatuur: (AL÷99°C) bij het bereiken van deze temperatuur wordt het alarm
gemeld (eventueel na de vertraging Ad)
AL Alarm lage temperatuur: (-55÷AU°C) bij het bereiken van deze temperatuur wordt het alarm
gemeld (eventueel na de vertraging Ad).
Ad Vertraging temperatuuralarm: (0÷99 min) interval tussen de detective van een
temperatuuralarm en de melding.
dA Uitsluiting van het temperatuuralarm bij de inschakeling: (0÷99 minuten) bij de inschakeling
wordt het temperatuuralarm uitgesloten gedurende de tijd ingesteld met deze parameter;
DIGITALE INGANG
1591020160 XR06CX IT.doc
Handleiding
iP
Polariteit van de digitale ingang: (oP ÷ cL) oP= actief bij sluiting; cL= actief bij opening;
iF
Functie van de digitale ingang: (EA/bA/do/dF/Au/Hc) EA= extern alarm: bericht "EA" op de
display; bA= ernstig alarm; do= microdeur; dF= activering ontdooiing; Au =niet ingeschakeld;
Hc= omkering van het actietype;
di
Vertraging van de digitale ingang: (0÷99 min) Met iF=EL of bL vertegenwoordigt de
vertraging tussen de detective van de alarmconditie van de digitale ingang en de melding. Met
iF=do vertegenwoordigt de vertraging bij de melding van het alarm open deur.
dC Controle open deur: (no/Fn/cP/Fc) Bepaalt de staat van de compressor en de waaiers bij open
deur: no= waaiers en compressor draaien normaal; Fn = Waaiers OFF; cP =Compressor OFF;
Fc = Compressor en waaiers OFF;
rd
Inschakeling regeling met open deur: (n÷y) n= met open deur wordt de regeling niet
uitgevoerd; Y= na de vertraging open deur (parameter di) wordt de regeling hervat, ook al is het
alarm nog aanwezig;
o1
Configuratie uitgang 1: (dF/Fn/AL/Au/db) voor de configuratie van de functie van de uitgang 1;
UTILITY (Parameter u)
dE Weergave van de sonde 1: (Alleen lezing) om de waarde van de sonde 1 weer te geven
di
Weergave van de sonde 2: (Alleen lezing) om de waarde van de sonde 2 weer te geven
Pt
Codes van de parametermap
rL
Codes van de release firmware
9. DIGITALE INGANGEN
Er is een digitale ingang (schoon contact) aanwezig met verschillende configuraties, instelbaar met de
parameter iF.
MICRO DEUR (iF=do)
Meldt aan de inrichting de opening van de celdeur. Wanneer de deur geopend wordt, regelen de
compressor en de waaiers op basis van de waarde van de parameter dC: no= waaiers en compressor
draaien normaal; Fn = Waaiers OFF; cP =Compressor OFF; Fc = Compressor en waaiers OFF; Na
verloop van de tijd ingesteld met de parameter di, wordt het alarm open deur geactiveerd en verschijnt
op de display het bericht dA. Het alarm wordt automatisch teruggesteld zodra de digitale ingang
uitgeschakeld wordt. De temperatuuralarmen zijn uitgesloten bij open deur.
EXTERN ALARM (iF=EL)
Na de vertraging gegeven door de parameter di vanaf de activering van de ingang wordt een alarm
gegenereerd; het bericht EA verschijnt en de staat van de uitgangen wordt niet gewijzigd. Het alarm
wordt automatisch teruggesteld zodra de digitale ingang uitgeschakeld wordt.
ALARM BLOKKERING (iF=bA)
Ma een vertraging gegeven door de parameter di vanaf de activering van de ingang wordt een
blokkeringsalarm gegenereerd; het bericht CA verschijnt en alle relaisuitgangen van de regeling
worden uitgeschakeld. Het alarm wordt automatisch teruggesteld zodra de digitale ingang
uitgeschakeld wordt.
START ONTDOOICYCLUS (iF=dF)
Start een ontdooicyclus wanneer de condities correct zijn. Na het ontdooien hervat de normale
regeling alleen wanneer de digitale ingang niet actief is, zo niet wordt gewacht zonder te regelen, met
alle ladingen uit zoals in de druppelperiode. Na de maximale ontdooiingstijd instelbaar met de
parameter (Md) wordt de normale regeling in ieder geval hervat.
HULPRELAIS (iF=Au)
Bij de activering van de digitale ingang wordt het hulprelais ingeschakeld.
OMKERING ACTIE CONTROLE-EENHEID (iF=Hc)
Zolang de digitale ingang actief is, wordt de actie van de controle-eenheid van koud of warm en
viceversa omgekeerd.
10. INSTALLATIE EN MONTAGE
11. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Het instrument is voorzien van een klemmenbord met schroef voor de aansluiting van kabels met
maximale doorsnede van 2,5 mm
zorg ervoor dat de voedingsspanning gepast is voor het instrument. Scheid de aansluitkabels van de
sonde-ingangen van die voor de voeding, de uitgangen en de vermogensaansluitingen. Overschrijd de
maximaal toegelaten stroom niet voor elk relais (zie technische gegevens) en in geval van hogere
belastingen, gebruik een afstandsschakelaar met aangepast vermogen.
1.11 SONDES
De sonde moet bevestigd worden met de bol naar boven gericht, om te voorkomen dat eventueel
insijpelend water de sensor zou beschadigen. Het is raadzaam de thermostaatsonde te monteren op
een plaats die niet onderhevig is aan luchtstromingen, om de gemiddelde temperatuur van de cel te
meten.
12. PROGRAMMEERSLEUTEL
1.12 PROGRAMMERING VAN DE SLEUTEL
1.
Programmeer het instrument met de gewenste waarden.
Breng de sleutel aan wanneer het instrument ingeschakeld is, druk vervolgens op de
2.
toetso. De programmering van de sleutel wordt gestart. Op de display knippert "uP".
3.
Op het einde geeft het instrument gedurende 10 seconden weer:
"Ed": de programmering is goed verlopen.
"Er": de programmering heeft gefaald. Druk op de toets o om het programmeren over te doen.
1.13
PROGRAMMERING VAN HET INSTRUMENT MET DE SLEUTEL.
Om het instrument te programmeren met een eerder geprogrammeerde sleutel, als volgt te werk
gaan:
1.
Schakel het instrument uit en breng het met het toetsenbord in stand-by.
XR06CX
De instrumenten worden gemonteerd op een verticaal paneel,
met een opening van 29x71 mm, en bevestigd met de
bijgeleverde beugels.
Het toegelaten temperatuurbereik voor een correcte werking is
0 – 60°C. Vermijd plaatsen die onderhevig zijn aan sterke
trillingen, bijtend gas, overmatig vuil of vocht. Dezelfde
aanwijzingen golden voor de sondes. Verlucht de zone in de
buurt van de koelopeningen.
. Gebruik hittebestendige kabels. Vooraleer de kabels aan te sluiten,
2
1596020160
2/3

Advertenties

loading