3. Veiligheid
• De Cargolift zodanig opstellen, dat er geen
afknel- en schaarpunten tussen de Cargolift en
delen van de omgeving kunnen ontstaan en de bij
beoogd gebruik voorkomende werkzaamheden
aan de Cargolift of de vracht ongehinderd
uitgevoerd kunnen worden. De afknel- en
schaarzone tussen laadklep en opbouw en die
tussen laadklep, uitschuivende onderrijbeveiliging
en het wegdek moeten met name worden
geobserveerd.
• Het voertuig tegen onbedoelde beweging
beveiligen (handrem, transmissie, blok).
• Aanwezige kofferdeuren in geopende
toestand borgen.
• Vergrendelingen gebruiken. De beoogde
standplaats vrijhouden.
Voertuigen met steunen:
• Het correct plaatsen van ondersteuningen
op een geschikte ondergrond moet voor
ingebruikname van de Cargolift gecontroleerd
worden. Bekrachtigde steunen moeten bij het
uit- en inschuiven geobserveerd worden.
Voertuigen zonder steunen:
• Zonder passende ondersteuning van het
voertuig kan bijvoorbeeld bij het heffen van een
rolcontainer en een deels geladen voertuig de
vooras uitveren, hetgeen in extreme gevallen
leidt tot verschuiven van de lading en daardoor
tot gevaarzetting voor personen.
40000000755_NL_03
Om dit te voorkomen, moet de lading tegen
verschuiven beveiligd zijn!
• Hefplatforms die binnen bereik van verkeer
geplaatst worden of daarin oversteken, moeten
op passende wijze tegen gevaren voor het
verkeer worden beveiligd.
Bijvoorbeeld: Verkeerspylonen plaatsen, de
opstellingslocatie afzetten of door veiligheids-
medewerkers beveiligen.
Bij het werken met de Cargolift moet de laadklep
door waarschuwingsmarkeringen en gele
knipperlichten voor het achteropkomende verkeer
duidelijk herkenbaar zijn (conf. § 53b lid 5 van het
Duitse wegenverkeersreglement).
• Wij raden aan, de laadruimte met een
werklamp zodanig te verlichten, dat zowel het
werkgebied van de cargolift voldoende is verlicht
als het obstakel voor langskomend verkeer
verbeterd zichtbaar is.
• Voor aanvang van de werkzaamheden op de
laadklep moeten de voorzieningen ter beveiliging
tegen het vallen van personen en voorwerpen
correct worden aangebracht.
– 11 –
200007070