Beschrijving van de werking
Toegangsbesturing
5.6
Toegangsbesturing
Om verstelling door onbevoegden of onbedoelde verstelling te voorkomen kan de apparaatbesturing wor-
den vergrendeld. De toegangsblokkering werkt als volgt:
•
Parameters en instellingen in het apparaatconfiguratiemenu, in het expertmenu en in het functiever-
loop worden weergegeven, maar kunnen niet worden gewijzigd.
•
Het lasproces en de lasstroompolariteit kunnen niet worden omgeschakeld.
De parameters voor de instelling van de toegangsblokkering wordt in het apparaatconfiguratiemenu inge-
steld > zie hoofdstuk 5.9.
Toegangsblokkering activeren
•
Toegangscode voor toegangsblokkering instellen: selecteer parameter
•
Toegangsblokkering activeren: zet parameter
De activering van de toegangsblokkering wordt met signaallampje "Toegangsblokkering geactiveerd"
weergegeven > zie hoofdstuk 5.9.
Toegangsblokkering opheffen
•
De toegangscode voor toegangsblokkering invoeren: selecteer parameter
voerde cijfercode in (0-999).
•
Toegangsblokkering deactiveren: zet parameter
toegangsblokkering kan alleen door de invoer van het eerder geselecteerde cijfercode worden ge-
deactiveerd.
> zie hoofdstuk 4
5.7
Spanningsverminderingsvoorziening
Uitsluitend apparaatvarianten met de toevoeging (VRD/SVRD/AUS/RU) zijn uitgerust met een spannings-
verminderingsinrichting (VRD). Deze dient als extra veiligheid in gevaarlijke omgevingen (zoals bijv.
scheepsbouw, aanleg van buisleidingen, mijnbouw).
De spanningsverminderingsinrichting wordt in sommige landen en in vele veiligheidsvoorschriften van
lasstroombronnen voorgeschreven.
Het signaallampje VRD > zie hoofdstuk 4.1.2 brandt wanneer de spanningsverminderingsinrichting zon-
der problemen functioneert en de uitgangsspanning tot de door de desbetreffende norm voorgeschreven
waarde wordt gereduceerd (technische gegevens).
5.8
Dynamische capaciteitsaanpassing
Basisvoorwaarde is een correcte uitvoering van de netzekering.
Volg de aanwijzingen over de netzekering!
Met deze functie kan het apparaat worden afgesteld op de zekering van de netaansluiting van het ge-
bouw. Zo kan een constante activering van de netbeveiliging worden voorkomen. Het maximaal opgeno-
men vermogen van het apparaat wordt begrensd tot de waarde van de bestaande netbeveiliging (meer-
dere trappen mogelijk).
De waarde kan in het apparaatconfiguratiemenu > zie hoofdstuk 5.9 via de parameter
ecteerd. De functie regelt het lasvermogen automatisch naar een niet-kritieke waarde voor de netbeveili-
ging.
Bij het gebruik van een 25 A-netbeveiliging moet een geschikte netstekker door een elektricien
worden aangesloten.
52
op toegangsblokkering geactiveerd
op toegangsblokkering gedeactiveerd
en een cijfercode (0-999).
.
en voer de eerder inge-
. De
worden gesel-
099-00T501-EW505
16.07.2021