2 Veiligheid
83251707 1/2020-08 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Gascondensatieketel WTC-GB 120 ... 300-A
2.4 Veiligheidsvoorschriften
Storingen of gebreken die afbreuk doen aan de veiligheid moeten onmiddellijk
opgelost worden.
Componenten die een toenemende slijtage vertonen of waarvan de constructief
bepaalde levensduur overschreden is resp. vóór het volgende onderhoud
overschreden wordt, moeten uit voorzorg vervangen worden [hfst. 9.2].
De constructief bepaalde levensduur van de componenten is in het
onderhoudsplan vermeld.
2.4.1 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
Bij alle werken moeten de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt
worden.
2.4.2 Normale werking
Alle kenplaten op het toestel leesbaar houden.
Voorgeschreven instellings-, onderhouds- en inspectiewerken op tijd uitvoeren.
Toestel enkel met gesloten deksel gebruiken.
Vrij beweegbare delen tijdens inbedrijf zijnde brander niet aanraken.
2.4.3 Elektrische werkzaamheden
Bij werken aan spanningsgeleidende onderdelen:
voorschriften ter voorkoming van ongevallen DGUV Vorschrift 3 (Duitsland) en
plaatselijk geldende voorschriften, in het bijzonder het Algemeen Reglement voor
Elektrische Installaties (A.R.E.I.), naleven;
gereedschap volgens EN 60900 gebruiken.
Het toestel bevat componenten die door elektrostatische ontlading (ESD)
beschadigd kunnen worden.
Bij werken op printplaten en contacten:
printplaat en contacten niet aanraken;
evt. ESD-beveiligingsmatregelen treffen.
2.4.4 Gastoevoer
Enkel de gasleverancier of een gehabiliteerde installateur mag gasinstallaties in
gebouwen en terreinen oprichten, wijzigen en onderhouden.
Het leidingsysteem moet overeenkomstig de werkingsdruk aan een
belastingsproef en dichtheidscontrole en/of een functionaliteitstest onderworpen
worden (zie bijv. DVGW-TRGI, arbeidsblad G 600).
Gasmaatschappij voor de installatie over de aard en de omvang van de geplande
installatie informeren.
Plaatselijke voorschriften en richtlijnen bij de installatie in acht nemen, bijv.
DVGW-TRGI, werkblad G 600.
Gastoevoer volgens de gassoort en de gaskwaliteit zodanig uitvoeren dat er
geen vloeibare stoffen ontstaan, bijv. condensaat.
Enkel gekeurd en toegelaten dichtingsmateriaal gebruiken en daarbij de
gebruiksinstructies in acht nemen.
Toestel opnieuw instellen wanneer naar een andere gassoort wordt
overgeschakeld.
Dichtheidscontrole na elk onderhoud en elke storingsoplossing uitvoeren.
2.5 Afvoer van afvalstoffen
Materiaal en componenten doelmatig en milieuvriendelijk afvoeren. Daarbij de
plaatselijk geldende voorschriften naleven.
8-124