Lees deze handleiding voordat u begint te installeren, repareren of onderhoudswerk uitvoert. AANDACHTSPUNTEN BLADZIJDE MET GEGEVENS VOOR DE INBEDRIJFSTELLING VAN DE UNIT VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ALGEMENE EIGENSCHAPPEN Productreeks Algemene beschrijving Fysieke gegevens Elektrische gegevens Werkingsgebied Ventilatorprestaties Koelkringtekeningen Geluidsniveaus 16-17 Afmetingen - split-units Afmetingen - samengebouwde units Luchtdebietconfiguratie - Kanaalposities Opties...
AANDACHTSPUNTEN GEVAAR- EN WAARSCHUWINGSTEKENS Schurende Lage Hoge Risico op verwondin- Elektrische Risico op letsel veroor- oppervlakken temperaturen temperaturen gen door bewegende spanning zaakt door draaiende elementen delen ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN Schakel de elektriciteit uit vóór de installatie, service- of onderhoudswerken op de unit te beginnen om ernstige verwon- dingen ten gevolge van elektriciteit te voorkomen.
BLADZIJDE MET GEGEVENS VOOR DE INBEDRIJFSTELLING VAN DE UNIT UNIT: SERIENR.: IDENTIFICATIELABEL BEDIENINGSPANEEL: ADRES VAN INSTALLATIE: INSTALLATEUR: TEL. INSTALLATEUR: ADRES INSTALLATEUR: DATUM VAN INBEDRIJFSTELLING: CONTROLES: VOEDINGSSPANNING: NOMINALE SPANNING UNIT: UNIT OP TRILLINGSDEMPERS AFVOER MET SYPHON HOOFDAANSLUITING STROOM AANSLUITING BEDIENINGSPANEEL CONTROLELAMPJE OLIEPEIL COMPRESSOR GEGEVENSINVOER: KOELCYLUS VERWARMINGSCYCLUS...
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN DE UNIT MOET WORDEN GEÏNSTALLEERD CONFORM DE LOKALE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN MAG UITSLUITEND BUITEN WORDEN GEBRUIKT. LEES AANDACHTIG DE INSTRUCTIES VAN DE FABRIKANT VOORDAT U DEZE UNIT START. INSPECTIES EN HERKWALIFICATIE CONFORM DE RICHTLEIDING INZAKE DRUKAPPARATEN MOETEN DE LOKALE NORMEN IN ACHT NEMEN VAN DE PLAATS WAAR DE UNIT GEÏNSTALLEERD IS. CONFORMITEIT MET EMC-RICHTLIJN WAARSCHUWING: De units van het FLATAIR ADVANCED 2-assortiment zijn ontworpen voor het verwarmen of koelen van gebouwen in industriële,...
Pagina 6
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Gebruikers van koelapparatuur moeten aan de verplichtingen voldoen die zijn vastgelegd in: - EU-verordening nr. 517/2014 over gefluoreerde broeikasgassen - EC 1005/2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen Het niet voldoen aan deze vereisten is strafbaar en kan leiden tot het opleggen van boetes. Bovendien eisen verzekeringsmaatschappijen dat in geval van problemen wordt aangetoond dat de apparatuur voldoet aan het reglement inzake gefluoreerde broeikasgassen.
Belangrijkste aanbevelingen inzake de veiligheid Alle werkzaamheden aan deze unit moet worden uitgevoerd door een gekwalificeerd en bevoegd personeel. Het niet naleven van de volgende instructies kan leiden tot verwonding of ernstige ongelukken. Werkzaamheden aan de unit: • De unit moet worden geïsoleerd van de stroomvoorziening door verbreking van de verbinding en vergrendeling met behulp van de hoofdwerkschakelaar.
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN 1.1. PRODUCTREEKS Unit Revisienummer H: Warmtepomp S: Een Circuit FLATAIR D: Twee Circuits ADVANCED M: Unit, samengebouwd Koelcapaciteit T: 230V/1/50 Type koelmiddel S: Buitenunit bij benadering in kW M: 400V/3/50 M: R-410A I: Binnenunit WARMTEPOMPUNIT. Koelcapaciteit (kW) Verwarmingscapaciteit (kW) UNITS V/Ph/50 Hz...
Pagina 9
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN 1.2. ALGEMENE BESCHRIJVING VENTILATOREN De ventilatoren van het binnen- en het buitendeel zijn van OMKASTING het type EC Plug Fan. De ventilatoren worden automa- tisch geregeld om een variabel luchtvolume in de binnen- Behuizing van verzinkt en gelakt plaatstaal. De units zijn voorzien van metalen steunen die zijn bevestigd aan de en buitenunit te verkrijgen.
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN 1.11. LUCHTDEBIETCONFIGURATIE - KANAALPOSITIES MODEL 020 SAMENGEBOUWDE UNIT Split-units BINNENVEN- BINNENVEN- TILATOR TILATOR COMPRESSOR COMPRESSOR B.E. B.E. BUITENVEN- BUITENVEN- TILATOR TILATOR SCHAKELKAST OPTIONELE UITVOERING STANDAARDUITVOERING (UIT TE VOEREN DOOR DE INSTALLATEUR) MODEL 035 SAMENGEBOUWDE UNIT Split-units BINNENVEN- BINNENVEN- TILATOR TILATOR...
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN 1.12. OPTIES. FILTEROPTIES. Hoogrendementsfilter: M5+F7. Het filter wordt los meegeleverd en moet in de ventilatoruitgang worden geplaatst. HOOGRENDEMENTS- FILTER: M5+F7 BINNEN UNIT 035 OPTIONELE BEDIENING. DC - Gebruikersterminal. Afstandsbediening zeer eenvoudig te gebruiken, met de volgende functies: o Ingeschakeld/uitgeschakeld.
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN OPTIONELE BEDIENING. Communicatie: MODBUS / BACNET / LONWORKS. De bedieningskaart is uitgerust met een seriële RS485-communicatiepoort om beheer op afstand mogelijk te maken via een communicatiebus. Al naar gelang het gewenste communicatieprotocol, kan de kaart worden voorzien van een ModBUS®, LonWorks®...
2. INSTALLATIE 2.1. VOORBEREIDINGEN Alle INSTALLATIE-, SERVICE- en ONDERHOUDWERKZAAMHEDEN die- nen door GEKWALIFICEERD PERSONEEL te worden uitgevoerd. De garantie wordt alleen geldig mits een inbedrijfstellingsrapport van Lennox of een door Lennox gekwalificeerd bedrijf De unit moet in een HORIZONTALE POSITIE worden vervoerd op het metalen montageframe. Een andere positie kan ernstige schade veroorzaken aan de machine.
2. INSTALLATIE 2.3. OPTIONELE HANDELINGEN VÓÓR HET INSTALLEREN VAN DE UNIT POSITIEVERANDERING INLAATVENTILATOR EN OPENINGEN 020 - 035 Servicepaneel Luchttoevoeraansluitingspa- neel Luchtfilterpaneel Luchttoevoeraansluitingspaneel Luchtaanzuigaansluitingspaneel BUITENUNIT BINNENUNIT TOEVOER. TOEVOER. Van positie A0 naar positie A1. Van positie C0 naar positie C1. 1.
2. INSTALLATIE 2.4. PLAATSING VAN DE UNIT De bodemplaat bestaat uit drie verzinkt metalen kanalen die het gewicht van de units kunnen dragen, ongeacht of deze aan het plafond hangen of op de vloer zijn gemonteerd. Als de unit op de vloer gemonteerd wordt, dan moeten de profielen geïsoleerd worden met schokabsorberend materiaal zoals een trillingsdemper of kussens.
2. INSTALLATIE 2.7. KOELLEIDINGSAANSLUITINGEN Split-units worden geleverd met gas- en vloeistofleidingen afgedicht met koperen afdekkingen, en bevinden zich op 60mm van de behuizing. Zuig Vloeistof Koperafdek- king Solderen Split-units worden gevuld met stikstofgas geleverd, dat verwijderd moeten worden vooraleer te werk te gaan op de unit.
2. INSTALLATIE 2.7. KOELLEIDINGSAANSLUITINGEN Zie voor het lokaliseren van de koelleidingen tussen buiten- en binnenunits de volgende informatie: A,B,C: Unitpositie L: Totale lengte 1: Zuigleiding 2: Vloeistofleiding BUITENUNIT BINNENUNIT BUITENUNIT BINNENUNIT BUITENUNIT BINNENUNIT POSITIE A: Een sifonzuiging moet worden geïnstalleerd aan de basis van de verticale gasleiding 1, en sifons moeten worden geïnstalleerd om de 8 meter naar boven.
2. INSTALLATIE 2.8. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN - Zorg ervoor dat alle stroomonderbrekers open staan voordat u de elektriciteit aansluit. - Maak bij de aansluiting van de elektriciteit gebruik van het elektrische schema dat bij de unit is geleverd. - Houd rekening met de huidige normen voor de installatie van de unit, of het nu lokale, regionale of nationale normen zijn. - GEBRUIK SUPERGEÏMMUNISEERDE DIFFERENTIAALSCHAKELAARS.
2. INSTALLATIE 2.9. TERMINALAANSLUITING 2.9.1. TERMINALAANSLUITING BIJ SAMENGEBOUWDE UNIT BELANGRIJK! DE AFGESCHERMDE VERBINDINGSKABEL TUSSEN HET BEDIENINGSPANEEL EN DE UNIT MOET GESCHEIDEN ZIJN VAN ELK ANDER TYPE ELEKTRISCHE BEDRADING. SLUIT DEZE AAN OP HET ELEKTRISCHE PANEEL IN DE BUITENUNIT. OPMERKINGEN: - Raadpleeg de handleiding van het bedieningspaneel die bij de unit is geleverd voor het vastzetten en aansluiten van het bedieningspaneel.
2. INSTALLATIE 2.9. TERMINALAANSLUITING 2.9.2. TERMINALAANSLUITING BIJ SPLIT-UNIT BELANGRIJK! DE AFGESCHERMDE VERBINDINGSKABEL TUSSEN HET BEDIENINGSPANEEL EN DE UNIT MOET GESCHEIDEN ZIJN VAN ELK ANDER TYPE ELEKTRISCHE BEDRADING. SLUIT DEZE AAN OP HET ELEKTRISCHE PANEEL IN DE BUITENUNIT. OPMERKINGEN: - Raadpleeg de handleiding van het bedieningspaneel die bij de unit is geleverd voor het vastzetten en aansluiten van het bedieningspaneel.
2. INSTALLATIE 2.10. INSTALLATIE VAN DE VOELERS BELANGRIJK! DE LUCHTVOELERS ZIJN LOS MEEGELEVERD BIJ DE UNIT. ZE MOETEN WORDEN GEÏNS- TALLEERD MET HET METALEN DEEL IN HET KANAAL VOOR DE CORRECTE DETECTIE VAN DE LUCHTTEMPERATUUR. 3. INBEDRIJFSTELLING EN BEDIENING 3.1. CONTROLES VOORAF 1.
3. INBEDRIJFSTELLING EN BEDIENING 3.2. CONTROLES BIJ HET EERSTE GEBRUIK LENNOX ontwerpt en ontwikkelt haar machines steeds met het oog op een nog groter comfort en welzijn van haar klanten en gebruikers, maar ook een grotere energie-efficiëntie van de elementen waaruit de units zijn samengesteld. Onze inspanningen zouden in het niets opgaan indien ze niet gepaard gaan met een verantwoord gebruik van deze apparatuur.
3. INBEDRIJFSTELLING EN BEDIENING 3.3.- CLIMATIC™ CONFIGURATIE Instellingen 1. De toevoerluchtstroom bijregelen (klant specifiek) a. 3333 = nominale luchtstroom / druk b. 3334 = verminderde luchtstroom / druk 2. Schema's maken (klantspecifiek) a. Zones & Standen (Nacht/Dag/Dag I/ DagII) b. Instelpunten per stand 3.
3.- INBEDRIJFSTELLING EN WERKING Inbedrijfstelling Controleer: 1. Luchtdebiet vs. klep a. Test B.Nom100%: i. regel de %-snelheid van de toevoerfan (3333) om het nodige luchtdebiet te krijgen ii. regel de %-snelheid van de retour fan (3864) om het nodige luchtdebiet te krijgen b.
4. ONDERHOUD Bij het uitvoeren van onderhoud aan deze units, maak een correcte scheiding tussen het gegenereerde niet-ge- vaarlijk afval: isolatie, luchtfilters, plastic of metalen elementen, verpakkingen, etc., en het als gevaarlijk beschouwd afval: oliën, filters en met olie geïmpregneerde vodden, laselementen zoals vulmateriaal, afbijtmiddelen, elektrisch en elektronisch afval, batterijen, lampen, etc., aangezien deze moeten worden beheerd door een bevoegde dealer.
Pagina 36
4. ONDERHOUD 4.2. ONDERHOUDSPLAN + Halfjaar- Driemaan- Taak Bedrijfsmodus Elke maand lijks delijks Vervang filters door nieuwe, indien verwijderbaar. Stofzuig of blaas het stof weg. Was en droog zorgvuldig. Vervang filter indien • Reinig of vervang de filters: Verwijderbaar, of nodig door een originele Lennox-filter.
4. ONDERHOUD 4.3. REPARATIE BELANGRIJK: CONTROLEER EERST OF DE STROOM VOLLEDIG IS AFGESLOTEN WANNEER U WERK- ZAAMHEDEN AAN DE MACHINE VERRICHT. Indien een onderdeel in het koelcircuit moet worden vervangen, volg dan onderstaande aanbevelingen op: - Gebruik altijd originele onderdelen. - Als het component kan worden geïsoleerd, is het niet nodig de volledige koelmiddelvulling te verwijderen.
4. ONDERHOUD 4.4. FOUTDIAGNOSE In geval van een fout of storing van de unit, zal op de display van het bedieningspaneel een fout weergegeven worden of een alarmsignaal dat toegelicht wordt in de handleiding van het bedieningspaneel. Niettemin, wanneer zich een fout voordoet, moet de unit afgezet worden en moet men contact opnemen met onze on- derhoudstechnici.