Verklarende woordenlijst
Netwerk
Met elkaar verbonden apparaten. Apparaten kunnen via verschillende kabels of draadloos
met elkaar worden verbonden.
Netwerken kunnen ook op basis van reikwijdte en structuur worden onderscheiden.
– Bereik: lokale netwerken (LAN) of Wide-Area-netwerken (WAN)
– Structuur: infrastructuurnetwerk of ad hoc-netwerk
Netwerkgebruiker
Apparaten en computers die in een netwerk met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeldser-
vers, PC's en telefoons.
O
Openbaar IP-adres
Het openbare IP-adres is het adres van een netwerkcomponent in het internet. Dit adres
wordt toegekend door de internetprovider. Apparaten die een netwerkverbinding van
een lokaal netwerk met het internet realiseren (gateway of router), hebben een openbaar
en een lokaal IP-adres.
Zie ook: IP-adres, NAT
Oproepomleiding
Automatische oproepomleiding van een oproep naar een ander nummer. Er zijn drie soor-
ten oproepomleidingen:
– Onvoorwaardelijke oproepdoorschakeling (CFU, Call Forwarding Unconditional)
– Oproepdoorschakeling indien bezet (CFB, Call Forwarding Busy)
– Oproepdoorschakeling bij niet opnemen (CFNR, Call Forwarding No Reply)
Outbound-proxy
Alternatief NAT-besturingsmechanisme voor STUN, ALG.
Outbound proxy's worden door de VoIP-provider in firewall/NAT-omgevingen toegepast
als alternatief voor SIP-proxy-servers. Zij sturen het gegevensverkeer door de firewall.
Outbound-proxy en STUN-server moeten niet gelijktijdig worden gebruikt.
Zie ook: STUN en NAT.
Overdrachtssnelheid
Snelheid waarmee gegevens in het WAN of LAN worden verstuurd. De transmissiesnel-
heid wordt gemeten in gegevenseenheden per tijdeenheid (Mbit/s).
P
PIN
Persoonlijk identificatienummer
Dient als bescherming tegen onbevoegd gebruik. Als een PIN is ingesteld, moet voor toe-
gang tot een beveiligd bereik een cijfercombinatie worden ingevoerd.
Poort
Via een poort worden gegevens uitgewisseld tussen twee toepassingen in een netwerk.
146