Inhoudsopgave
Advertenties
7
Printen
LET OP
Beschadiging van de printkoppen door incorrecte
behandeling!
► Raak de onderkant van de printkoppen niet aan met
uw vingers of scherpe voorwerpen.
► Let erop dat de etiketten niet vuil zijn.
► Zorg ervoor dat de etiketoppervlakken glad zijn. Ruwe
etiketten werken als polijststeen en verkorten de le-
vensduur van de printkop.
► Print met de laagst mogelijke printkoptemperatuur.
De printer is bedrijfsklaar als alle aansluitingen tot stand
zijn gebracht en de etiketten en eventueel transferfolie zijn
aangebracht.
7.1 Configureren voor enkelzijdig printen
De onderste printkop kan indien nodig worden uitgescha-
keld. Hierdoor is het mogelijk om etiketten op dezelfde ma-
nier te verwerken als bij enkelzijdige printers.
► Activeer de parameter Instellingen > Printen > Onder-
ste kop deactiveren.
► Open de onderste printkop.
► Haal de transferfolie uit de onderste printeenheid.
► Geef een printopdracht met enkelvoudige materiaal-
breedte.
7.2 Functie foliebesparing
Met deze functie worden langere gebieden gedetecteerd
waarin geen informatie is om af te drukken. Gedurende
deze tijd wordt de onderste printeenheid op inactief gezet
doordat de printkop tijdens de etikettentoevoer omhoog
wordt gebracht en het folietransport wordt onderdrukt. Hier-
door wordt er minder transferfolie verbruikt. De minimale
lengte van het onbedrukte gebied voor de foliebesparings-
functie ligt vast in de firmware en is afhankelijk van de
printsnelheid.
De foliebesparingsfunctie kan permanent worden geacti-
veerd in de printerconfiguratie.
2967550000/00/06.2023
7.3 Materiaalverlies voorkomen
De printinformatie voor een sectie wordt op
verschillende tijdstippen op twee verschillende
locaties in de materiaaltransportrichting op het
materiaal aangebracht.
Telkens wanneer het afdrukken wordt onderbroken, treedt
het volgende gedrag op:
Aan de onderkant bedrukt materiaal wordt naar de boven-
ste printkop geschoven om de afdruk te voltooien, zonder
dat het daaropvolgende materiaal al aan de onderkant
wordt bedrukt. Om redenen van veilige materiaalgeleiding
is een retourtransport van het materiaal naar de onderste
printkop niet toegestaan. Er ontstaan onbedrukte en daar-
door onbruikbare gebieden in de materiaalstrook.
Bij bedrijf met een mes is het materiaalverlies voor einde-
loos materiaal minimaal 110 mm.
Bij gebruik van gestructureerde materialen, waarbij het
drukbeeld moet worden gesynchroniseerd met het mate-
riaaltransport, kan het verlies oplopen tot een lengte van
meer dan 300 mm.
Om materiaalverliezen laag te houden, moeten onderbre-
kingen van het continu printen tot een minimum worden
beperkt:
– Printopdrachten mogen alleen worden onderbroken
wanneer dit absoluut noodzakelijk is.
– Printopdrachten met slechts enkele printsecties, vooral
taken met slechts één printsectie, moeten worden ver-
meden.
– Voorspelbare foutsituaties moeten worden vermeden,
zie hoofdstuk 7.4. In foutsituaties is het materiaalverlies
bijzonder groot, omdat materiaal dat al bedrukt is meest-
al moet worden weggegooid.
Printen optimaliseren
► Om materiaalverlies te minimaliseren, activeert u de pa-
rameter Instellingen > Printen > Dubbelzijdig printen
optimaliseren.
Bij deze instelling wordt een printopdracht niet direct tot het
einde verwerkt. De printer stopt het materiaal op een po-
sitie waar een volgende opdracht zonder blanco etiketten
geprint kan worden en wacht op nieuwe printgegevens. Na
ontvangst van de nieuwe gegevens wordt de eerder on-
voltooide printopdracht automatisch afgerond en wordt de
nieuwe opdracht gestart zonder een leeg etiket ertussen.
Als er geen verdere afdrukgegevens worden verwacht, kan
de opdracht worden voltooid via Opdracht voltooien.
19
Advertenties
Inhoudsopgave
