Gebruik deze instelling niet als bovenstaande bouwvoor-
schriften niet van toepassing zijn.
Om aan bepaalde bouwvoorschriften te voldoen, kan
de maximale vermogensafgifte van het apparaat worden
vergrendeld. In dit menu kunt u, indien nodig, de waarde
instellen die overeenkomt met de maximale netaanslui-
ting van de warmtepomp voor verwarming, warmtapwa-
ter en koeling. Let op of er ook externe elektrische
componenten zijn waarbij dit moet gebeuren. Nadat de
waarde vergrendeld is, gaat er een bedenkingsperiode
in van één week. Na deze periode moeten onderdelen
van de machine worden vervangen om een hoger ver-
mogen te krijgen.
MENU 5.1.14 - AANVINST. KLIM.SYSTEEM
voorinstell
Instelbereik: radiator, vloerverw., rad. + vloerverw.,
DOT °C
Standaardwaarde: radiator
Instelbereik DOT: -40,0 – 20,0 °C
Fabrieksinstelling DOT: -18,0 °C
eigen inst.
Instelbereik dT bij DOT: 2,0 – 20,0
Fabrieksinstelling dT bij DOT: 10,0
Instelbereik DOT: -40,0 – 20,0 °C
Fabrieksinstelling DOT: -18,0 °C
Hier wordt het type warmteverdeelsysteem waar de
circulatiepomp (GP1) van het verwarmingssysteem
naartoe werkt, ingesteld.
dT bij DOT is het verschil in graden tussen aanvoer- en
retourtemperaturen bij de gemeten buitentemperatuur.
MENU 5.1.18 - DOORSTROOMINSTELLING
LAADPOMP
Controleer of de doorstroomsnelheid voor de laadpomp
door de warmtepomp voldoende is. Activeer de
stroomtest voor het meten van delta T (verschil tussen
aanvoer- en retourleidingtemperaturen van de warmte-
pomp). De test is in orde als delta T onder de parameter
op het display ligt.
Voorzichtig!
De warmwatertemperatuur (BT6) moet lager
zijn dan 40 °C om de debiettest te starten.
NIBE VVM 320
MENU 5.1.22 - HEAT PUMP TESTING
Voorzichtig!
Dit menu is bedoeld voor het testen van de
VVM 320 volgens verschillende standaarden.
Gebruik van dit menu voor andere doeleinden
kan ertoe leiden dat uw installatie niet correct
functioneert.
Dit menu bevat diverse submenu's, één voor iedere
standaard.
MENU 5.1.23 - COMPRESSOR CURVE
LET OP!
Dit menu wordt alleen weergegeven als
VVM 320 is aangesloten op een warmtepomp
met een invertergestuurde compressor.
Stel in of de compressor in de warmtepomp tijdens
specifieke eisen moet werken op basis van een bepaalde
curve of moet werken op basis van vooraf ingestelde
curven.
U stelt een curve voor een vraag (warmte, warmtapwa-
ter enz.) in door "auto" uit te vinken, de regelknop te
verdraaien tot er een temperatuur wordt aangegeven
en op OK te drukken. U kunt nu instellen bij welke
temperaturen de maximale en minimale frequenties
moeten liggen.
Dit menu kan bestaan uit meerdere vensters (één voor
iedere beschikbare vraag). Gebruik de navigatiepijlen
linksboven om heen en weer te gaan tussen de ven-
sters.
MENU 5.1.25 - TIJD FILTERALARM
maanden t. filteralarms
Instelbereik: 1 – 24
Fabrieksinstelling: 3
Hier stelt u het aantal maanden in dat tussen de alarm-
berichten moet zitten als herinnering om het filter van
de F135
MENU 5.2 - SYSTEEMINSTELLINGEN
Hier verricht u verschillende systeeminstellingen voor
uw installatie, bijv. activeren van de aangesloten warm-
tepomp en welke accessoires er zijn geïnstalleerd.
MENU 5.2.2 - GEÏNSTALLEERDE
WARMTEPOMP
Als er een warmtepomp op de binnenmodule is aange-
sloten, stelt u dat hier in.
Hoofdstuk 8 | Regeling - Menu's
57