Scherpstelling, helderheid (belichting) en kleurtintinstellingen
Foto's maken met automatische scherpstelling
Opnamemodus:
1
Druk op de [
2
Druk op
• Stel in hoe moet worden scherpgesteld wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt
• [AF mode] schakelen
3
Druk de ontspanknop half in
Scherpstelaanduiding
( Scherpstelling is goed: brandt
Scherpstelling is niet goed: knippert)
AF-gebied
(Goed scherpgesteld: groen)
• U hoort twee pieptonen en de automatische scherpstelmodus wordt geactiveerd.
U hoort vier pieptonen als de scherpstelling niet goed is.
• Als u een foto maakt op een donkere locatie, verschijnt [
scherpstelaanduiding en kan het langer dan normaal duren om de scherpstelling
aan te passen.
• Als de camera sterren in de nachtlucht waarneemt na weergave van [
sterrenlicht-AF geactiveerd. Wanneer de scherpstelling wordt bereikt, worden het
scherpstelindicatielampje [
(Sterrenlicht-AF kan geen detectie uitvoeren aan de randen van het scherm.)
Onderwerpen/omgevingen waarbij scherpstellen een probleem kan zijn:
• Snel bewegende of extreem lichte voorwerpen of voorwerpen zonder kleurcontrasten.
• Foto's maken door een ruit of vlakbij voorwerpen die licht uitstralen.
• In het donker, of als de camera erg beweegt.
• Wanneer u te dicht bij het voorwerp staat of wanneer u een foto maakt waarop zowel veraf
als dichtbij gelegen voorwerpen staan.
●
Wanneer er weinig licht is zodat het moeilijk is om scherp te stellen met de automatische
scherpstelling, stelt u [Weergavesnelheid] of [LVF-weergavesnelheid] in op [60fps].
●
Sterrenlicht-AF werkt niet wanneer u de monitor gebruikt met [Weergavesnelheid] ingesteld op
[ECO 30fps] of wanneer u de zoeker gebruikt met [LVF-weergavesnelheid] ingesteld op [ECO
30fps].
83
]-knop (
om [AF] te selecteren en druk op [MENU/SET]
(→84)
(→85)
)
] en de scherpgestelde AF-gebieden weergegeven.
] in de
], wordt