Spelen op het toetsenbord
Uw Digitale Piano laat u uit tonen kiezen zodat u de
beschikking heeft over een groot aantal
muziekinstrumenttonen, waaronder viool, fluit, orkest en nog
veel meer. Door het type instrument te veranderen krijgt
dezelfde melodietoon een heel ander gevoel.
■ Kiezen van een instrument om te spelen
1.
Druk op bq TONE.
De aanduiding
(toonindicator) verschijnt.
S t a
Toonnummer
2.
Gebruik de bo regelaar om het gewenste
toonnummer te selecteren.
• Zie
"Tussen de categorieën
voor informatie over het selecteren van de
tooncategorieën.
• Zie het afzonderlijke document "Lijsten van ingebouwde
muziekgegevens" voor een volledige lijst van de
beschikbare tonen.
• Wanneer één van de drumsets wordt geselecteerd, wordt
aan elke klaviertoets een andere percussieklank
toegewezen.
3.
Probeer iets op het toetsenbord te spelen.
U hoort de toon van het instrument dat u heeft
geselecteerd.
■ DSP-tonen
De Digitale Piano heeft een aantal "DSP-tonen". Dit zijn tonen
met speciale effecten. De DSP TONE indicator brandt
wanneer een DSP-toon is geselecteerd.
■ Gitaartonen
Tot de ingebouwde gitaartonen van deze Digitale Piano
behoren tokkelgeluiden en andere geluidseffecten die worden
toegepast overeenkomstig de toonhoogte (nootnummer) en/
of de intensiteit (aanslagsnelheid) van de noten die worden
gespeeld.
NL-14
e P n o
g
Toonnaam
navigeren" (pagina NL-11)
■ Veelzijdige tonen
De ingebouwde tonen van de Digitale Piano omvatten
"veelzijdige tonen" (drie gitaartonen, twee bastonen en twee
kopertonen) die kunnen worden gebruikt voor het creëren van
computermuziek. Veelzijdige tonen wijzen
uitvoeringsgeluiden die kenmerkend zijn voor een bepaald
muziekinstrument (zoals een gitaarglissando, fretgeluid enz.)
toe aan elke klaviertoets (noot) en aanslagsnelheid. Zie
met veelzijdige
tonen" (pagina NL-62) voor informatie over de
geluiden die worden toegewezen bij elke veelzijdige toon en
aanslagsnelheid.
Lagen en splitsingen aanbrengen
in tonen
U kunt het toetsenbord zodanig configureren dat het twee
verschillende tonen tegelijkertijd speelt (lagenfunctie) of twee
verschillende tonen speelt op het linker en het rechter bereik
(splitsfunctie). U kunt de lagen- en de splitsfunctie in
combinatie gebruiken en op die manier drie verschillende
tonen tegelijkertijd spelen.
Bij het spelen van een afzonderlijke toon op het toetsenbord
wordt enkel het Upper1 gedeelte gebruikt. Wanneer twee
tonen worden gelaagd, worden het Upper1 gedeelte en het
Upper2 gedeelte gebruikt. Bij het splitsen van het toetsenbord
in twee tonen speelt het lage bereik van het toetsenbord het
Lower gedeelte.
Lower
■ Indicators voor toetsenbordgedeelten
De indicators voor de toetsengedeelten tonen de huidige
splits- en lagenstatus van het toetsenbord. De brandende
indicator geeft aan welk toetsenbordgedeelte er klinkt.
U1 (Upper1) indicator
U2 (Upper2) indicator
L (Lower) indicator
Wanneer
(toonindicator) brandt, staat er een pijltje ()
rechts naast een van de gedeeltenindicators. Wanneer de
toon wordt veranderd, verandert de toon van het gedeelte
waar het pijltje () staat.
• Veranderen van de tooninstelling beïnvloedt het Upper2
gedeelte wanneer de lagenfunctie is ingeschakeld en het
Lower gedeelte wanneer de splitsfunctie is ingeschakeld.
• Als u de splits- en/of lagenfunctie heeft ingeschakeld, kan
bij het toewijzen van DSP-tonen aan meerdere gedeelten
(pagina NL-14) de geluidskwaliteit van het Upper2 gedeelte
en/of Lower gedeelte worden beïnvloed. Als bijvoorbeeld
de lagenfunctie is ingeschakeld en u DSP-tonen toewijst
aan het Upper1 gedeelte en het Upper2 gedeelte, wordt het
effect van het Upper2 gedeelte geëlimineerd, wat van
invloed is op de toonkwaliteit.
"Kaart
Upper1
Upper2