Plaatsing detector
In deze paragraaf van de handleiding wordt de plaatsing van beamdetectors
besproken.
Hoewel deze informatie gebaseerd is op branchekennis, is deze alleen bedoeld
als technische handleiding. Zorg ervoor dat u altijd de voorschriften van de
van toepassing zijnde normen en standaards volgt, zoals NFPA 72, National
Fire Alarm Code, BS 5839- 1 NFS 61.970, R7, AS1670.1 en GB50166, etc.
evenals de richtlijnen van de bevoegde autoriteiten. Algemene informatie over
de plaatsing van detectors vind u in OSID Global Application Note, document
no. (25686).
Beamdetectors worden doorgaans met hun stralen parallel aan het plafond
geplaatst. Maar ze kunnen ook verticaal of onder een willekeurige hoek
worden geplaatst om de betrokken ruimte te beveiligen. Omdat beamdetectors
de rookontwikkeling over een afstand detecteren, zijn ze ideaal voor locaties
met hoge plafonds. Ze kunnen ook aan een muur of plafond onder het niveau
van een puntmelder worden gemonteerd, waardoor het effect van stratificatie
worden verminderd. Enkele typische locaties zijn grote ruimtes met hoge
plafonds, zoals atria, magazijnen en fabrieken.
Nota:
Beamdetectors moeten altijd op stabiele
montageoppervlakken worden gemonteerd. Meer informatie
vindt u in de
paragraaf Montageplekken.
Sommige brandnormen specificeren de tussenafstand voor een bepaalde hart-
op- hart afstand tussen detectoren onder ideale omstandigheden. Deze
tussenafstand is gebaseerd op ruimtes met gladde plafonds en geen fysieke
obstakels tussen de inhoud die wordt beschermd en de detectoren. Bovendien
zijn ze ook gebaseerd op een maximale plafondhoogte en op de
veronderstelling dat de waarde en de ontvlambare eigenschappen van de
inhoud van de te beschermen ruimte geen grotere bescherming of kleinere
tussenafstand rechtvaardigen.
Voorbeeld voor tussenafstand volgens
NFPA 72
Volgens NFPA 72 moeten detectoren in een ruimte met een glad plafond
bijvoorbeeld horizontaal op een afstand tussen 9,1 en 18,3 m van elkaar
worden geplaatst Voor de tussenafstand tussen de straal en de zijwand kan als
richtlijn de helft worden gebruikt. Zie Afbeelding 3-3. De straaldetector kan
worden gemonteerd met de zender/ontvanger aan de ene muur en de reflector
aan de tegenoverliggende muur, of beide hangend aan het plafond, of een
willekeurige muur/plafond- combinatie. In geval van plafondmontage mag de
afstand tot de eindwanden niet meer dan een kwart van de geselecteerde
tussenafstand bedragen (max. 2,3 m als tussenafstand 9,1 m is). Zie
Afbeelding 3-4
1/2 S
0,3m
minimum
9,1m maximum
naar eerste
detectors
3,0m
wand
typisch
minimum
Afbeelding 3-3: Glad plafond (zij-aanzicht)
S
Tx/Rx
1/4 S
maximum
Tx/Rx
Afbeelding 3-4: Glad plafond (bovenaanzicht)
In het geval van een puntvormig of schuin plafond kunnen normen de afstand
tussen detectoren specificeren door gebruik te maken van horizontale
tussenafstand vanaf de top van het dak of plafond. Afbeelding 3-5 en
Afbeelding 3-6 tonen de tussenafstand voor een schuin plafond zowel van het
type schuur als van het type punt.
Op gladde plafonds moeten straalrookmelders over het algemeen minimaal 0,3
m van het plafond of onder structurele obstakels zoals balken, kanalen, enz.
worden gemonteerd. Zie Afbeelding 3-3 Bovendien moeten straalrookmelders
verticaal op minstens 3,0 m van de vloer worden gemonteerd om
veelvoorkomende obstakels bij normaal gebruik van gebouwen te vermijden.
In veel gevallen zullen de locatie en gevoeligheid van de detectoren echter het
resultaat zijn van een technische evaluatie die het volgende omvat:
plafondhoogten boven 9,1 m - raadpleeg OSID Global Application Note,
document no. (25686) voor meer informatie over de effecten van stratificatie,
structurele kenmerken, grootte en vorm van de ruimte en laadruimtes,
bezetting en gebruik van de ruimte, plafondhoogte, plafondvorm, oppervlak en
obstakels, ventilatie, omgevingsomstandigheden, ontvlammingskenmerken van
de aanwezige brandbare materialen en de configuratie van de inhoud in de te
beschermen ruimte.
In de regel moeten reflecterende objecten zoals leidingwerk of ramen zich
minimaal +/- 2° uit het midden van het stralenpad van de straal bevinden.
Afbeelding 3-5: Schuin plafond (type schuur)
7
1/2 S maximum
Reflector
S
Reflector
5m minimum
100m maximum
E56-6965NL-002