5. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik (X-Conditions)
5.2.2 Transmittertype T38.H-*E** (bovenop gemonteerde versie, Ex ec)
Installatie in veilig gebied of gebied met EPL Gc-vereisten:
De transmitter moet gemonteerd zijn in een behuizing met ten minste beschermings-
■
graad IP54 overeenkomstig IEC 60079-0.
Het instrument moet geïnstalleerd worden in een gebied met ten minste vervuilings-
■
graad 2.
NL
Met de installatie van de transmitter in een behuizing moeten de interne bedrading,
■
lucht- en kruipafstanden en scheidingsafstanden overeenkomstig EN IEC 60079-7
zijn.
5.2.3 Transmittertype T38.R-*I** (railmontage, Ex ia)
Het gebruik van de PU + en - aansluitingen is uitsluitend toegestaan buiten de
Ex-atmosfeer en indien de + en - aansluitingen niet aangesloten zijn.
Installatie in veilig gebied met EPL Gb-vereisten:
De transmitters moeten zodanig gemonteerd worden dat elektrostatische oplading is
uitgesloten.
Installatie in veilig gebied met Db-vereisten:
De transmitter moet gemonteerd zijn in een behuizing die geschikt is voor installatie in
gebieden met EPL Db en met ten minste beschermingsgraad IP6x overeenkomstig
EN IEC 60079-0 en waarbij elektrostatische opladingseffecten zijn uitgesloten.
5.2.4 Transmittertype T38.R-*C** (railmontage, Ex ic)
De transmitters moeten zodanig gemonteerd worden dat elektrostatische oplading is
■
uitgesloten.
Het gebruik van de PU + en - aansluitingen is uitsluitend toegestaan buiten de
■
Ex-atmosfeer en indien de + en - aansluitingen niet aangesloten zijn.
5.2.5 Transmittertype T38.R-*E** (railmontage, Ex ec)
De transmitter moet gemonteerd zijn in een behuizing met ten minste beschermings-
■
graad IP54 overeenkomstig IEC 60079-0 en waarbij elektrostatische opladingseffec-
ten zijn uitgesloten.
Het instrument moet geïnstalleerd worden in een gebied met ten minste vervuilings-
■
graad 2.
Het gebruik van de PU + en - aansluitingen is uitsluitend toegestaan buiten de
■
Ex-atmosfeer en indien de + en - aansluitingen niet aangesloten zijn.
5.2.6 Transmittertype T38.R-*E** (railmontage, Ex ec)
De transmitter moet gemonteerd zijn in een behuizing met ten minste beschermings-
■
graad IP54 overeenkomstig IEC 60079-0 en waarbij elektrostatische opladingseffec-
ten zijn uitgesloten.
Het instrument moet geïnstalleerd worden in een gebied met ten minste vervuilings-
■
graad 2.
Het gebruik van de PU + en - aansluitingen is uitsluitend toegestaan buiten de
■
Ex-atmosfeer en indien de + en - aansluitingen niet aangesloten zijn.
14
WIKA aanvullende gebruikshandleiding type T38x