Ventilatorinterface
De ventilator is aan de achterzijde van de voedingseenheid gemonteerd. Een
netvoedingsconnector vormt de interface tussen de ventilator en de enclosure.
De volgende interfacesignalen bestaan:
I
Ventilatorsnelheidsregeling naar de ventilator
I
Ventilatorsnelheid naar de OCE via de voedingseenheid
I
Inschakeling hoge snelheid voedingseenheid
I
Bedrijfsspanning ventilator
Ventilatoren
De op de voedingseenheden gemonteerde ventilatoren koelen de enclosure
door het laten circuleren van lucht door de enclosure en langs de elementen.
De snelheid waarmee de lucht wordt verplaatst (luchtcirculatie) bepaalt de
hoeveelheid koeling. De luchtcirculatie is een functie van de ventilatorsnelheid
(omw/min). Deze ventilatoren, die worden geregeld door de OCE of de
bijbehorende voedingseenheid, kunnen op meerdere snelheden werken. Dit
zorgt ervoor dat wanneer de temperatuur in de enclosure verandert, de
ventilatoren automatisch de luchtcirculatie kunnen aanpassen.
Als een ventilator te langzaam draait of stopt (een 'ventilatorstoring'), zorgen
de interne circuits er automatisch voor dat de nog werkende ventilator sneller
gaat draaien.
WAARSCHUWING: De bladen van de ventilator draaien met hoge snelheid en
staan niet onmiddellijk stil wanneer de voeding wordt uitgeschakeld. Raak de
draaiende bladen niet aan wanneer u de ventilator verwijdert.
Voeding en koeling 6-3