9
RIJ-INSTRUCTIES
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Schuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal mogelijke vertraging.
–
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
–
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere ver-
snelling.
–
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de
motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
9.6
Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
–
Voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
–
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
–
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Materiaalschade Een onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
–
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
–
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
56