9
RIJ-INSTRUCTIES
9.1
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
–
Motoroliepeil controleren. (
–
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. (
–
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. (
–
Remplaketten van de voorwielrem controleren. (
–
Remplaketten van de achterwielrem controleren. (
–
De werking van het remsysteem controleren.
–
Koelmiddelpeil controleren. (
–
Vervuiling van de ketting controleren. (
–
Kettingspanning controleren. (
–
Bandentoestand controleren. (
–
Bandenspanning controleren. (
–
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
–
Werking van de elektrische installatie controleren.
–
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
–
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
–
Brandstofvoorraad controleren.
pag. 169)
pag. 107)
pag. 116)
pag. 110)
pag. 119)
pag. 160)
pag. 89)
pag. 90)
pag. 131)
pag. 133)
48