Voor de installateur
(B14) Binnenvoeler 4, uitbreidingskaart X4*
blok nr.
blok nr.
blok nr.
Binnenvoelers moeten worden geïnstalleerd op ooghoogte in open gebieden
van het pand met een goede luchtstroom en waar een representatieve
temperatuur kan worden verwacht (niet in de buurt van bronnen van
warmte of koude). Plaats voelers op hoofdhoogte. Als u niet zeker weet
waar een voeler te plaatsen, hang deze dan op met een losse kabel en test
verschillende posities.
Aansluiting: 3-aderige kabel, min.. 0,5 mm², tussen voeler en schakelkast.
De kabels worden aangesloten zoals in de tabel hierboven.
Bij het opstarten wordt er een alarm gegeven als de voeler is niet correct is
aangesloten. Test de LED van de alarmvoeler door de functie te testen in het
menu Installateur/Service/ functietest.
In het besturingssysteem kunt u kiezen of u de binnenvoeler wilt laten
werken. Als de binnenvoeler is uitgeschakeld, wordt het verwarmingsniveau
geregeld door de buitenvoeler/vertrekvoeler. Het alarmlampje op de
binnenvoeler werkt nog steeds normaal. Er hoeft echter geen binnenvoeler te
worden geïnstalleerd als de functie is gedeselecteerd.
11.3.2
Buitenvoeler (B15)
De buitenvoeler moet worden gemonteerd op de buitenwand van het huis,
bij voorkeur in noord-noordoostelijke of noord-noordwestelijke richting. De
voeler moet niet in direct zonlicht worden geplaatst. Wanneer dit echter
moeilijk te realiseren is, kan de voeler voor de zon worden beschut met een
scherm. Vergeet niet dat de zon opkomt en ondergaat op verschillende
punten op verschillende tijdstippen van het jaar.
De voeler moet worden geplaatst op ongeveer driekwart van de hoogte
van de muur zodat de juiste buitentemperatuur wordt gedetecteerd en
zodat de voeler niet wordt beïnvloed door een warmtebron zoals een raam,
infraroodverwarming, een ventilatie-uitlaat, etc.
Aansluiting: 2-aderige kabel (min. 0,5 mm²) tussen de voeler en schakelkast.
De voeler wordt aangesloten op klemmenstroken G11 en G12 van de
besturingsmodule. Sluit aan op de buitenvoeler bij de pijlen.
LET OP!
Strip de draaduiteinden en vouw ze dubbel als er verlichtingskabel
wordt gebruikt.
Het is belangrijk dat het contact in de verbindingen goed is.
Voeleraansluitingen
Monteer de voeler op de buis. Het detectiedeel is aan het eind van de voeler.
• Bevestig de voeler met het bijgeleverde kabelbandje.
• Zorg ervoor dat de voeler goed contact met de buis maakt.
• Breng contactpasta aan op het uiteinde van de voeler tussen de voeler
en de buis als goed contact anders moeilijk te verkrijgen is.
LET OP!
•
Isoleer de voeler met, bijvoorbeeld, leidingisolatie.
Dit voorkomt dat de meting wordt beïnvloed door de
omgevingstemperatuur.
• Sluit de kabels aan op de aansluitstrook van de CTC EcoLogic. Als de
kabel te kort is, maakt u hem langer.
128
CTC EcoLogic Pro/Family
22
alarmuitgang
23
ingang
24
GND
* Geldt alleen voor de
CTC EcoLogic PRO.