SCOOTER BEDIENEN
volgende gebeuren:
• De scooter gaat duidelijk langzamer rijden en komt stil
te staan.
• Het controlesysteem zet de motor van de scooter stil.
Om dit te controleren:
Zet de stroomschakelaar uit en geef de motor een paar
minuten de tijd om af te koelen.
Zet de stroomschakelaar aan, rijd van het obstakel
(zoals een stoeprand) vandaan en ga het uit de weg
8.7 DE KOPLAMPEN AANZETTEN
Knop voor koplampen:
Schakelaar aanzetten: druk éénmaal
op de knop;
Schakelaar uitzetten: druk nogmaals op
de knop.
Een schakelaar-indicatielampje zal gaan branden om
aan te geven dat het voor-/achterlicht aanstaat.
Als u gaat rijden terwijl een parkeerlicht aanstaat,
dan zullen de accu's sneller leeglopen en zal de
actieradius van de scooter iets kleiner worden.
8.8 DE KLAXON GEBRUIKEN
Druk op de klaxonknop.
De klaxon gaat net zolang af als u de
knop ingedrukt houdt.
8.9 DE SIGNAALLICHTEN GEBRUIKEN
Knopschakelaar:
Schakelaar aanzetten: druk
éénmaal op de knop;
Schakelaar uitzetten: druk
nogmaals op de knop.
Als de signaallichten aanstaan, dan
zal het signaallicht-indicatielampje gaan branden.
32