Basismodi gebruiken
Symbool
Beschrijving
De camera is gestabiliseerd of op een statief geplaatst (bij
opnamen in het donker)*
Onderwerpen die veel bewegen*
* Dit pictogram wordt naast het scènepictogram weergegeven.
4
Druk de [Ontspanknop] half in om scherp te stellen.
5
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
•
Als de camera geen geschikte scènemodus detecteert, worden de
standaardinstellingen voor de Smart Auto-modus gebruikt.
•
Ook als er een gezicht wordt gedetecteerd, is het mogelijk dat de camera geen
portretmodus selecteert, afhankelijk van de positie van het onderwerp en de
lichtval.
•
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, zoals het trillen van de camera, de
lichtval en de afstand tot het onderwerp, kan het voorkomen dat de camera de
juiste scène niet selecteert.
•
Zelfs als u een statief gebruikt, kan het voorkomen dat de camera de modus
niet detecteert als het onderwerp beweegt.
•
De batterij raakt sneller leeg omdat de instellingen vaker worden gewijzigd om
de juiste scène te selecteren.
De Programmamodus gebruiken
In de Programmamodus kunt u de meeste opties instellen, met uitzondering van
de sluitertijd en de diafragmawaarde, die automatisch worden ingesteld door de
camera.
1
Scroll op het startscherm naar <Basis>.
2
Selecteer
.
3
Stel de gewenste opties in.
•
Zie 'Opnameopties' voor een lijst met opties. (pag. 48)
4
Plaats het onderwerp in het kader en druk de [Ontspanknop] half in
om scherp te stellen.
5
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
39
Uitgebreide functies