IV. ECOLOGIE EN MILIEU
1. VERPAKKING
De gebruikte verpakkingsmaterialen zijn milieu-
vriendelijk en kunnen zonder gevaar worden be-
waard of worden verbrand in een afval-
verbrandingsinstallatie.
De componenten van kunststof die gerecycled kunnen wor-
den, hebben de volgende merktekens:
Polyethyleen: uitwendige verpakkingsfolie, zakje met
de instructies, zakje met de gassproeiers.
PE
Polypropeen: verpakking bovenpanelen, span-
banden.
PP
Piepschuim: beschermende delen rondom het ap-
paraat.
PS
2. GEBRUIK
Onze apparaten leveren zeer goede prestaties en hebben
een hoog rendement. Om het verbruik van elektriciteit, water
of gas te reduceren, dient het apparaat niet leeg of in
omstandigheden waarin optimaal rendement niet mogelijk
is (bv. met open deuren of deksels, enz.); het apparaat wordt
gebruikt in een goed geventileerde ruimte, om de vorming
van gevaarlijke niet verbrande gassen in de ruimte te
voorkomen. Te worden gebruikt. Waar mogelijk dient het
apparaat alleen te worden voorverwarmd als het daarna
wordt gebruikt.
3. REINIGING
Om verspreiding van vervuilende stoffen in het milieu tegen
te gaan, wordt geadviseerd het apparaat (aan de buitenkant
en waar nodig aan de binnenkant) te reinigen met producten
die voor meer dan 90% biologisch afbreekbaar zijn (zie voor
nadere informatie hfdst V "REINIGING").
4. WEGGOOIEN ALS AFVAL
Niet achterlaten in het milieu. Onze appara-
ten zijn voor meer dan 90% van het gewicht
gemaakt van recyclebare materialen (roest-
vrij staal, ijzer, aluminium, gegalvaniseerd
staalplaat, koper enz.).
Maak het apparaat volledig onbruikbaar
door het elektrische snoer te verwijderen en door bovendien
alle mogelijke sluitingen van ruimten (waar aanwezig) te ver-
wijderen, om te voorkomen dat er iemand in opgesloten kan
raken.
62
V. INSTALLATIE
•
Alvorens het apparaat te installeren eerst aandachtig de
aanwijzingen voor installatie en onderhoud in deze hand-
leiding doorlezen.
•
De installatie, het onderhoud en de aanpas-
sing aan andere gassoorten mogen uitsluitend
worden verricht door gekwalificeerd personeel,
dat door de fabrikant geautoriseerd is.
•
Veronachtzaming van de correcte installatie-
procedures, aanpassing en wijziging van het apparaat
kan schade aan het apparaat veroorzaken, gevaar voor
mensen opleveren en de garantie van de fabrikant laten
vervallen.
1. TOEGEPASTE NORMEN
• Installeer het apparaat volgens de veiligheidsnormen en
de plaatselijke wetten in elke staat.
2. UITPAKKEN
LET OP!
Controleer onmiddellijk of er tijdens het transport even-
tueel schade is ontstaan.
• De expediteur is verantwoordelijk voor de veiligheid van
de goederen tijdens het transport en de aflevering.
• Bekijk de verpakkingen voor en na het uitladen.
• Dien een claim in bij de expediteur als er zichtbare of
onzichtbare schade is aan het apparaat en signaleer bij
de aflevering eventuele schade of ontbrekende delen op
het transportdocument.
• De chauffeur moet het transportdocument ondertekenen:
de expediteur kan de claim afwijzen als dit document niet
ondertekend is (de expediteur kan het benodigde formu-
lier verstrekken).
• Verwijder de verpakking, let er op dat u
het apparaat niet beschadigt. Doe
veiligheidshandschoenen aan.
• Maak de beschermfolie van de metalen oppervlakken
langzaam los en verwijder eventuele lijmresten met een
geschikt oplosmiddel.
• U heeft na aflevering 2 weken tijd om de expediteur om
inspectie van de goederen te vragen wegens onzichtbare
schade of gebreken die pas aan het licht gekomen zijn
na het uitpakken.
• Bewaar alle documenten die u in de verpakking aantreft.
3. PLAATSING
• Verplaats het apparaat voorzichtig om eventuele bescha-
diging of gevaar voor mensen te vermijden. Gebruik een
pallet voor de (ver)plaatsing.
• Op het installatieschema in deze handleiding staat hoe-
veel ruimte het apparaat nodig heeft en de plaatsen van
de aansluitingen (gas, elektriciteit, water). Controleer ter
plaatse of de noodzakelijke verbindingen voor de aan-
sluitingen beschikbaar en klaar zijn.
• Het apparaat kan afzonderlijk of samen met andere ap-
paraten uit dezelfde serie worden geïnstalleerd.
• De apparaten zijn niet geschikt voor inbouw. Laat min-
stens 10 cm ruimte tussen de apparaten en zij- of achter-
wanden.
• Zorg voor een goede isolatie van oppervlakken die zich
op kleinere afstanden tot het apparaat bevinden dan aan-
gegeven.