7.2.1
Bedrijfsvloeistof aftappen
7.2.2
Bedrijfsvloeistof bijvullen
Opbouw van de bedrijfsvloeistofpomp
De vloeistofpomp is zoveel mogelijk spiegelsymmetrisch opgebouwd. De schroeven
voor het vullen met bedrijfsvloeistof bevinden zich telkens uitsluitend aan de zijkanten
van de vloeistofpomp. De schroeven voor het aftappen van bedrijfsvloeistof bevinden
zich uitsluitend aan de voorkant van de vloeistofpomp.
Gebruik altijd de hoogst geleden schroef om bij te vullen.
Gebruik altijd de laagst gelegen schroef om af te tappen.
Vul nooit bij tot boven de aftapschroeven.
Fig. 16: Bedrijfsvloeistof aftappen bij HiPace 1800 standaard- en U-uitvoeringen in geval van
horizontale plaatsing
De vacuümpomp uitschakelen, op atmosferische druk beluchten en laten afkoelen.
Steeds de laagst gelegen aftapschroef uit de bedrijfsvloeistofpomp losschroeven.
De bedrijfsvloeistof aftappen in een geschikte container.
Aftapschroef weer sluiten.
Vernieling van de pomp door gebrekkige toevoer van bedrijfsvloeistof
Ontbrekende of gebrekkige toevoer van bedrijfsvloeistof kan tot vernieling van de turbo-
pomp leiden. De positie van de vulschroeven en de bij te vullen hoeveelheid is afhan-
kelijk van de richting van plaatsing van de turbopomp.
Voor de eerste ingebruikname en na ieder transport de pomp met voldoende bedrijfs-
vloeistof vullen.
Uitsluitend ingebouwde vacuümpompen met bedrijfsvloeistof vullen.
De soort bedrijfsvloeistof wordt op het typeplaatje van de pomp vermeld.
Vulschroeven zijn met een oliekansymbool gekenmerkt.
De hoeveelheid bedrijfsvloeistof bij een verticaal ingebouwde pomp bedraagt 40 ml.
De hoeveelheid bedrijfsvloeistof bij een horizontaal ingebouwde pomp moet 50 ml
bedragen!
Onderhoud / Vervanging
LET OP
31