N L
2.0.13. DE ACHTERAANSLAG AFSTELLEN
Laat de achteraanslag zakken om een inbusbout te vinden in het
vierkante profiel. Draai de schroef los en stel de lengterichting in
op de gewenste positie. Vergeet niet om de inbusschroef weer
vast te draaien.
2.0.14. LOOPWEERSTAND REM
Door de loopweerstandsrem te activeren wordt de
loopweerstand verhoogd. Dit kan zowel de snelheid verminderen
(beide kanten) als scheef lopen corrigeren (één kant). Draai
de moer onderaan de schroef los en stel de schroef af tot
de gewenste weerstand is bereikt. Draai de moer weer vast.
Opmerking: De rem voor de loopweerstand wordt aan beide
zijden afzonderlijk ingesteld.
2.0.15. TERUGLOOPBLOKKERING
Door de terugloopblokkering op beide achterwielen te activeren,
kan het loophulpmiddel alleen vooruit worden gelopen. Activeer
door de zilveren knop op te tillen en deactiveer door op de
zwarte terugknop te drukken. Opmerking: Activeer/deactiveer
de terugloopblokkering altijd aan beide zijden.
2.0.16. RICHTINGSSLOT
Door het richtingsslot te activeren, kan het loophulpmiddel
alleen in een rechte lijn bewegen. Draai de vergrendeling terwijl
het wiel recht op het frame staat, zodat de vergrendelpal het
gat in de wielvork raakt. Trek de vergrendeling naar achteren
en draai deze naar de vergrendelde positie om te deactiveren -
zodat het wiel vrij kan draaien. Opmerking: Activeer/deactiveer
de vergrendeling altijd aan beide zijden.
1 5