Bedrading
WAARSCHUWING
• Sluit het apparaat nooit aan met behulp van een gedeeld snoer, een gevlochten snoer (VOORZORGSMAATREGELEN 1)), een ver-
lengsnoer of een verdeelstekker, omdat daardoor gevaar voor warmteontwikkeling, elektrische schokken of brand kan ontstaan.
• Gebruik nooit vervangende niet-originele elektrisch onderdelen in het product. (Sluit de voeding voor de afvoerpomp en
andere hulpapparaten nooit aan op het aansluitingenblok in het apparaat.) Wanneer u dit toch doet kan gevaar voor elek-
trische schokken of brand ontstaan.
• Installeer altijd een aardlekschakelaar. (Een die bestand is tegen hogere harmonischen.)
(Dit apparaat is voorzien van een omvormer en moet daarom worden gebruikt in combinatie met een aardlekschakelaar die
bestand is tegen hogere harmonischen, om storingen als gevolg van de werking van de aardlekschakelaar zelf te voorkomen.)
• Gebruik een onderbrekerschakelaar met gescheiden polen en een contactafstand van ten minste 3mm.
• Sluit de stroomdraad niet aan op de binnenunit. Wanneer u dit toch doet kan gevaar voor elektrische schokken of brand ontstaan.
• Schakel de hoofdschakelaar nooit in voordat alle aansluitingen zijn gemaakt.
1) Strip de isolatie van de bekabeling af (20mm).
2) Sluit de verbindingskabels tussen de binnen- en buite-
nunits aan, zodat de nummers op de aansluitblokken
overeenkomen. Zet de draden stevig vast met de klem-
schroeven. Draai de schroeven bij voorkeur aan met een
rechte schroevendraaier. De schroeven zijn bij het
aansluitingenblok meegeleverd.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Vergeet niet, bij het maken van de aansluitingen op de printplaat met
behulp van één enkele kabel, een lus in de kabel te maken.
Door problemen bij de installatie kan door warmteontwikkeling brand ontstaan.
• Als een geslagen kabel gebruikt moet
worden, gebruik dan een aansluitoog voor de
verbinding met het aansluitingenblok van de
voedingsbedrading. Plaats de aansluitogen
op de kabels tot aan het bedekte gedeelte en
maak ze vast.
3) Trek aan de kabel en controleer of deze niet loskomt. Zet de kabel vervolgens vast met een trekontlasting.
Draadklem
Gebruik de
voorgeschreven
kabelsoort en zet
deze stevig vast.
Leid de bekabeling zodanig
dat deze niet in contact
komt met de gasleidingen.
Zie de afbeelding.
Zorg ervoor dat de
aansluitleidingen en de
aansluitbekabeling passen
in een gat met een
diameter van
.
(Bij onjuiste hantering zal het
deksel van de afsluiter moeilijk
gemonteerd kunnen worden en
mogelijk vervormen.)
11
Goed
4
4
P
Vergeet niet de trekontlasting van de
voedingskabel hier vast te zetten.
RUIMTE-A
Vloeistofleidingen
Gasleidingen
RUIMTE-B
Vloeistofleidingen
Gasleidingen
Ruimte
Ruimte
A
B
Binneneenheid
Ruimte A
Aansluitoog
Fout
1
2
3
RUIMTE A
Zet de trekontlasting goed vast
zodat de kabelaansluitingen
niet van buitenaf belast kunnen
worden. Gebruik ook de twee
Monteer de bekabeling
schroeven aan de onderzijde
zodanig dat het deksel van
van de verpakking om de
de afsluiter goed aanligt.
trekontlasting op vier
plaatsen vast te zetten.
Controleer goed of alle bekabeling correct is aangesloten.
Zorg ervoor dat de bekabeling en de leidingen van de binnenunit op de juiste
manier worden aangesloten op de buitenunit.
Goed
Leidingen
RUIMTE A
A
Bekabeling
Buitenunit
Bekabeling
B
RUIMTE B
Leidingen
Buiteneenheid
Netaansluitingskabel
3-core 2,5mm² of meer
H05RN
Let op dat u de speciale schakelingen gebruikt.
Onderbreker
Aardlekschakelaar
Verbindingskabel
4-core 1,5mm² of meer
H05RN
Naar ruimte B
Gevlochten snoer
Goed
1
2
3
RUIMTE B
Voeding
L
N
Fout
Leidingen
RUIMTE A
Bekabeling
Bekabeling
RUIMTE B
Leidingen
■Nederlands
50Hz
220-240V
Fout
A
Buitenunit
B