Veiligheidsvergrendelingen met standaardcodering zijn bij levering klaar voor gebruik.
Individueel gecodeerde veiligheidsvergrendelingen en bediensleutels worden volgens de onderstaande procedures
aan elkaar aangeleerd:
1. Veiligheidsvergrendeling uitschakelen en opnieuw onder spanning zetten.
2. Bediensleutel in het detectiebereik brengen. De leerprocedure wordt aan de veiligheidsvergrendeling
gesignaleerd, de groene LED is uitgeschakeld, de rode LED brandt, de gele LED knippert (1 Hz).
3. Na 10 seconden geven korte knipperimpulsen (3 Hz) aan dat de bedrijfsspanning van de
veiligheidsschakelaar uitgeschakeld moet worden. (Wordt de spanning niet binnen 5 minuten uitgeschakeld,
dan breekt de veiligheidsvergrendeling de leerprocedure af en knippert hij 5 maal rood om een foutieve
bediensleutel te signaleren.)
4. Zodra de bedrijfsspanning opnieuw ingeschakeld wordt, moet de bediensleutel opnieuw gedetecteerd
worden om de geleerde bediensleutelcode te activeren. De geactiveerde code wordt op die manier definitief
opgeslagen.
Bij besteloptie -I1 is de uitgevoerde toewijzing van veiligheidsschakelcomponent en bediensleutel onomkeerbaar.
Bij besteloptie -I2 kan de procedure voor het aanleren van een nieuwe bediensleutel onbegrensd herhaald worden.
Bij het aanleren van een nieuwe bediensleutel wordt de op dat ogenblik actieve code ongeldig. Daarnaast
garandeert een vrijgaveblokkering van 10 minuten een verhoogde beveiliging tegen manipulatie. De groene LED
knippert tot de tijd van de vrijgaveblokkering verstreken is en de nieuwe bediensleutel gedetecteerd is. In geval van
een spanningsonderbreking tijdens het verstrijken van de tijd, begint de manipulatiebeveiligingstijd van 10 minuten
vanaf nul opnieuw te lopen.
2
Neem organisatorische maatregelen tegen mogelijke manipulatie met andere bediensleutels, als een variant met
standaardcodering gebruikt wordt.
6 Werkprincipes en diagnosefuncties
6.1 Werkingsprincipe van de veiligheidsuitgangen:
Bij de veiligheidsvergrendeling AZM400 worden de veiligheidsuitgangen onmiddellijk uitgeschakeld door het
ontgrendelsignaal. De ontgrendelde veiligheidsvergrendeling kan opnieuw vergrendeld worden zolang de
bediensleutel aanwezig is. De veiligheidsuitgangen worden in dat geval opnieuw ingeschakeld.
Als de veiligheidsuitgangen reeds ingeschakeld zijn, leiden fouten die de veilige werking van de
veiligheidsvergrendeling niet onmiddellijk in gevaar brengen (bijvoorbeeld te hoge omgevingstemperatuur, externe
potentiaal aan de veiligheidsuitgang, dwarssluiting) tot een waarschuwing, het uitschakelen van de diagnose-
uitgang OUT van de variant ST of OUT2 van de variant ST2 en de vertraagde uitschakeling van de
veiligheidsuitgangen. De veiligheidsuitgangen schakelen uit als de foutwaarschuwing 30 minuten actief is. Deze
signaalcombinatie, "diagnose-uitgang OUT" van de ST-variant of OUT2 van de ST2-variant uitgeschakeld en
veiligheidsuitgangen nog altijd ingeschakeld", kan gebruikt worden om de machine op een gecontroleerde manier
te stoppen. Na het elimineren van de fout wordt de foutmelding gereset door het openen en opnieuw sluiten van de
bijbehorende veiligheidsdeur of door het uit- en terug inschakelen van de bedrijfsspanning.
6.2 Diagnose-LED's
Via een driekleurige LED worden status maar ook storingen van de veiligheidsvergrendeling weergegeven.
23-28