De scherpstelling aanpassen
2
Selecteer een optie.
Symbool Beschrijving
Normaal (AF): scherpstellen op een onderwerp dat
zich op een afstand van 80 cm of meer bevindt.
250 cm wanneer u de zoom gebruikt.
Macro: Scherpstellen op een onderwerp op 5-80 cm.
100-250 cm wanneer u de zoom gebruikt.
Auto macro:
•
Scherpstellen op een onderwerp dat zich op een
afstand van 5 cm of meer bevindt. Of op een afstand
van 100 cm of meer, wanneer u gebruikmaakt van
de zoom.
•
De optie wordt automatisch ingesteld in bepaalde
opnamemodi.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen de beschikbare
opties verschillen.
Meebewegende autofocus gebruiken
p s
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch
scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1
Druk in de opnamemodus op [m].
2
Selecteer a
Scherpstelgebied
3
4
Tracking AF.
Opnameopties
Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk
op [o].
•
Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het
onderwerp volgt als u de camera beweegt.
•
Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
•
Een groen kader wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt,
betekent dat het onderwerp scherp in beeld is.
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
56