ABB i-bus® KNX INFORMATIE OVER DE MONTAGE
Ongunstige omstandigheden voor de montage
• In de schaduw van dakconstructies, bomen, gebouwen enz.
– Windschaduw, lichtreflectie en schaduwen kunnen de meetwaarden beïnvloeden.
• Op locaties die beschermd zijn tegen regen of wind
• Naast schoorstenen of uitlaatpijpen
– Een chemische combinatie van uitlaatgassen en regenwater kan een zuur produceren dat het
• Op plaatsen die de meetresultaten kunnen vervalsen (bijv. door reflecties van zonlicht op ruiten)
5.4
Kompasrichtingen bepalen
1. Bepaal een prominent punt in het landschap (bijv. boom of gebouw) in noordelijke richting.
2. Neem een peiling op het markante punt via de noordmarkering "N" van de Weersensor.
3. Weersensor uitlijnen. De noordmarkering "N" moet naar het geografische noorden wijzen.
Bij gebruik van Weercentrale WZ/S 1.3.1.2 moet de markering "N" naar het zuiden worden uitgelijnd
wanneer de Weersensor op een mast wordt gemonteerd.
Wanneer u het noorden uitlijnt met behulp van een kompas, moet u rekening houden met een verkeer-
de uitlijning (afwijking van de richting van een magnetische naald ten opzichte van het ware noorden)
veroorzaakt door interfererende magnetische velden en magnetische veldinvloeden van ijzeren onder-
delen en elektrische kabels.
Opmerking bij de navigatie in de PDF: Toetscombinatie "Alt + pijl links"
springt naar de vorige weergave/pagina
oppervlak van de behuizing aantast.
Opmerking
Opmerking
Handleiding voor eindgebruikers | NL | WES/A 4.1.1 | 9AKK108464A0562 Rev. A 8