8
|
Elektrische installatie
8.2.4 Specificaties van standaard bedradingscomponenten
8.2.5 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
42
▪
De aardingsdraad tussen de kabelbevestiging en de klem moet langer zijn dan de
andere draden.
Onderdeel
Voedingskabel
Doorverbindingskabel
Aanbevolen lokale zekering
Aardlekschakelaar
WAARSCHUWING
Neem de gepaste maatregelen om te voorkomen dat kleine dieren kunnen gaan
nestelen in de unit. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
▪
Houd de voedingskabel en de transmissiekabel van elkaar gescheiden. De
transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen
NIET parallel lopen.
▪
Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar worden
gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
De elektrische bedrading moet worden uitgevoerd zoals beschreven in de
montagehandleiding
bedradingsvoorschriften of de reglementen.
1 Plaats de binnenunit op de haken van de montageplaat. Maak hierbij gebruik
van de " "-aanduidingen.
c
a Montageplaat (accessoire)
b Verbindingskabel
c Kabelgeleiding
1-3
Spanning
Fase
Frequentie
Draadmaten
en
conform
met
a
b
220~240 V
1~
50 Hz
Moeten voldoen aan de
toepasselijke wetgeving
Minimumkabeldoorsnede van
2,5 mm² en toepasselijk voor
220~240 V
20 A
Moeten voldoen aan de
toepasselijke wetgeving
de
nationale
elektrische
FTXP20~35N5V1B9 + ATXP20~35N5V1B9
Split-systeemairconditioners
4P751614-1 – 2023.08