5. Bewaar de inktcartridges in een luchtdichte verpakking, zoals de opslageenheid die u bij de foto-inktcartridge hebt
ontvangen of gooi de cartridges weg. Neem hierbij de geldende milieuvoorschriften in acht.
6. Als u nieuwe inktcartridges installeert, verwijdert u de sticker en de transparante tape van de achter- en onderzijde
van elke inktcartridge.
OPMERKING:
(gebruikt voor normaal afdrukken). Voor het afdrukken van foto's kunt u het beste een foto-inktcartridge en
een kleureninktcartridge gebruiken.
7. Plaats de nieuwe inktcartridges in de printer. Controleer of de zwarte of foto-inktcartridge zich in de
linkercartridgehouder bevindt en of de kleureninktcartridge zich in de rechtercartridgehouder bevindt.
8. Klik de deksels vast.
In de volgende afbeelding worden een zwarte en een kleureninktcartridge weergegeven