Snelstartgids
4. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van de omliggende
geaarde objecten.
A. Sensordraden
B. Transmitters
Optie 3 (voor geaarde of niet-geaarde behuizing):
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading indien mogelijk bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en de signaalbedrading
elektrisch geïsoleerd is van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming
van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
A
A. Sensordraden
B. Transmitters
Geaarde thermokoppelingangen
Optie 4
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en de signaalbedrading
elektrisch geïsoleerd is van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming
van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
A
A. Sensordraden
B. Transmitters
8
B
A
B
D
B
D
C
D
C. 4—20 mA-kring
D. Aardpunt afscherming
C
C. 4—20 mA-kring
D. Aardpunt afscherming
C
C. 4—20 mA-kring
D. Aardpunt afscherming
Juni 2018