Het apparaat installeren en instellen > Netwerkconfiguratie
Configureren van de netwerkverbinding door invoeren van een PIN
U kunt het netwerk configureren door een door de printer gegenereerde PIN in te voeren op de pagina van de router
(toegangspunt).
1
2
3
4
5
6
Configureer het netwerk tussen de computer en de router
(toegangspunt).
Zet de printer aan.
Toets [Systeemmenu/Tellers] > toets [▲] [▼] > [Systeem/
Netwerk] > toets [OK] > toets [▲] [▼] > [Netwerk inst.] > toets
[OK] > toets [▲] [▼] > [Wi-Fi instell.] > toets [OK] > toets [▲] [▼] >
[Wi-Fi] > toets [▲] [▼] > [Aan] > toets [OK]
Toets [Terug] > toets [▲] [▼] > [Verbinden anders] > toets [OK] >
toets [▲] [▼] > [PIN (apparaat)] > toets [OK]
Bevestig de PIN op het berichtendisplay en schrijf hem op.
Open het setup-scherm van de router en voer de in stap 4
genoteerde PIN in.
Het netwerk tussen de printer en de router is geconfigureerd. Als de netwerkverbinding tussen
dit apparaat en de router is voltooid, gaat het [Wi-Fi]-lampje branden.
Installeer het printerstuurprogramma voor de draadloze
netwerkverbinding op uw computer.
Software in Windows installeren (pagina 2-32)
Software installeren op Mac-computers (pagina 2-39)
2-26