2.3 Uitdoving
Om het toestel volledig buiten dienst te stellen, ontstekingsknop op waakvlamstand (kleine vlam)
brengen, licht indrukken en doordraaien naar stand .
2.4 Nachtstand
Ontstekingsknop op waakvlamstand zetten (kleine vlam), enkel de waakvlam blijft nu branden.
2.5 Gashaarden uitgerust met sfeerkraan
2.5.1
T
De achterste brander ontsteekt door de thermostaatknop (knop met cijfers) in de gewenste stand te draaien. Bij
het bereiken van de ingestelde temperatuur zal de brander automatisch doven. De voorste brander wordt
bediend door de knop van de sfeerkraan (knop met verdikkende lijn) in de gewenste stand te draaien. Deze
brander zal continu blijven branden met lange, gele vlammen om zo de sfeer van een echt haardvuur weer te
geven.
2.5.2
T
De bedieningskraan van het sfeerbrandersysteem (knop met verdikkende lijn) biedt de mogelijkheid de branders
continu te laten branden, ongeacht de stand van de thermostaatknop.
Opgelet: Het inschakelen van de sfeerbrander kan aanleiding geven tot een overmatig gasverbruik. Vergeet niet
de neutraalstand in te stellen indien u kiest voor een economische verwarming.
Belangrijk: De waakvlam is de veiligheid en zekering van het toestel. Indien wegens om het even welke reden
de waakvlam gedoofd is, moet men minstens 5 min. wachten alvorens opnieuw te ontsteken.
3. Installatie van uw toestel
Dit toestel moet conform aan de laatst van kracht zijnde voorschriften aangesloten en geïnstalleerd worden
door een erkende installateur. Het mag alleen worden gebruikt in een voldoende geventileerde ruimte indien het
een toestel met open verbranding is. Het toestel is bedoeld voor gebruik in combinatie met een gasinstallatie
voorzien van een beheerde meter.
Voor wat betreft de schoorstenen voor gaskachels/gashaarden dient de norm NBN B61‐002 "Centrale
verwarmingsketels met een nominaal vermogen kleiner dan 70 kW gevolgd te worden – Voorschriften voor hun
opstellingsruimte, luchttoevoer en rookafvoer" als referentie in het bijzonder voor wat betreft de te gebruiken
materialen voor schoorstenen en tuberingen.
Plaatsing door Cerga installateur of keuring door keuringsinstituut.
De plaatsing dient te geschieden volgens de regels van de kunst en moet
beantwoorden aan de gangbare normen.
De minste afwijking ontslaat ons van alle verantwoordelijkheid wat
betreft de veiligheid en de goede werking van het toestel. Bij wijzigingen
aan de regelorganen door onbevoegde personen vervalt de waarborg.
Controleer voor de installatie of de plaatselijke verdelingsvoorwaarden,
de gassoort en de druk overeenstemt met de afstelling van het toestel.
Te respecteren minimumafstanden t.o.v. brandbare materialen:
•
Voorzijde: 1000 mm
•
Bovenzijde: 500 mm
•
Zijkanten: 50 mm
5
2
OESTEL UITGERUST MET
ONAFHANKELIJKE BRANDERS
OESTEL UITGERUST MET SFEERBRANDERSYSTEEM
Gebruiksaanwijzing
(A108
–
A108R
–
A116)
Bovenzijde 500 mm
Voorzijde 1000 mm
Zijkanten 50 mm