De juiste temperatuur
Wanneer u een andere temperatuur
heeft ingesteld, controleer dan de tem-
peratuuraanduiding na ca. 6 uur wan-
neer het apparaat lang niet vol is en na
ca. 24 uur wanneer het apparaat wel
vol is.
Pas dan is de echte temperatuur be-
reikt.
Is de temperatuur na deze tijd te hoog
of te laag, stel dan opnieuw een andere
temperatuur in.
Mogelijke temperatuurinstellingen
De temperatuur is instelbaar van
-14°C tot en met -28°C.
Of de laagste temperatuur wordt be-
reikt is afhankelijk van de plaats waar
het apparaat is opgesteld en de omge-
vingstemperatuur.
Wanneer de omgevingstemperatuur
hoog is, dan is het mogelijk dat de
laagste temperatuur niet wordt bereikt.
22
Temperatuuraanduiding
De temperatuuraanduiding op het
bedieningspaneel geeft de tempera-
tuur aan van de minst koele plek in
het apparaat.
De temperatuuraanduiding knippert,
wanneer
– de temperatuur in het apparaat niet
in het bereik van de temperatuuraan-
duiding ligt, wat bij voorbeeld het ge-
val kan zijn wanneer het apparaat
net is ingeschakeld;
– er een andere temperatuur wordt in-
gesteld;
– de temperatuur in het apparaat een
paar graden is gestegen, wat wijst
op een koudeverlies.
Dit koudeverlies is geen probleem wan-
neer u:
– de deur van het apparaat een keer
vrij lang geopend houdt, bijv. om een
grote hoeveelheid levensmiddelen in
het apparaat te leggen of er uit te ha-
len;
– verse levensmiddelen invriest.
Zodra de temperatuur tot ca. -10°C is
gedaald, brandt de temperatuuraandui-
ding weer constant.
Is de temperatuur vrij lange tijd ho-
ger dan -18°C, controleer dan of de
ingevroren levensmiddelen geheel
of gedeeltelijk zijn ontdooid.
Is dat het geval, verbruik deze le-
vensmiddelen dan zo snel mogelijk.