Bedrading
4. Bij de transmitter van model 2200S:
a. Verwijder het deksel van de transmitterbehuizing en de gebruikersinterfacemodule zoals
beschreven in paragraaf 3.4, Stap 2.
b. Schroef de schroef van het waarschuwingsklepje los en duw het waarschuwingsklepje
omhoog.
c. Sluit de draden aan op aansluitklem 1 en 2. Aansluitklem 1 en 2 zijn polariteitsneutraal.
d. Beweeg het waarschuwingsklepje omlaag en draai de schroef van het
waarschuwingsklepje aan.
e. Plaats de gebruikersinterfacemodule en het deksel van de transmitterbehuizing terug.
5. Bij de zener-barrière of adapterbarrière:
a. Sluit de intrinsiek veilige aansluitklemmen op de component aan op aansluitklem 1 en 2
op de transmitter van model 2200S. Aansluitklem 1 en 2 zijn polariteitsneutraal.
b. Sluit de niet intrinsiek veilige aansluitklemmen op de component aan op de
mA-aansluitklemmen op het mA-ontvangende instrument en voeg de eventueel vereiste
weerstand toe.
c. Sluit een voedingsdraad aan op de zener-barrière. Aansluitklem 11 en 12 op de
Micro Motion-adapterbarrière zijn polariteitsneutraal. Als u een zener-barrière van een
ander merk gebruikt, dient u de door die fabrikant meegeleverde documentatie te
raadplegen voor informatie over de polariteit.
6. Als u een passieve zener-barrière of adapterbarrière hebt, dient u de kring aan te sluiten op een
externe voeding en de eventueel vereiste weerstand toe te voegen.
Afbeelding 4-2
Bedrading voor installaties met Micro Motion-adapterbarrière, actief
Waarschuwingsklepje (open)
Explosiegevaarlijke omgeving
Aansluitklem 1
Transmitteraansluitklem 1 en 2 zijn
niet polariteitsneutraal.
Micro Motion-adapterbarrière
Installatiehandleiding
Explosieveilige omgeving
12
Aansluitklem 2
1
2
Aansluitklem 11 en 12 zijn
polariteitsneutraal.
+
–
Max. 18–42 V d.c.
11
23
24
max. 820
R
kring
Voor HART-communicatie 250–600 vereist
mA-ontvangend
instrument
+
–
DCS
19