7. Eindcontrole
Ter controle van een goede en veilige werking van het toestel dienen onderstaande controles vóór
ingebruikname te worden uitgevoerd.
7.1 Gasdichtheid
Alle aansluitingen dienen gasdicht te zijn. Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
!Let op
Het gasregelblok mag aan een druk van maximaal 50 mbar blootgesteld worden.
7.2 Gasdruk/voordruk
De branderdruk is fabrieksmatig afgesteld; zie typeplaatje.
De voordruk in huisinstallaties dient gecontroleerd te worden, omdat deze onjuist kan zijn.
!Let op
Ø
Controleer de voordruk. Zie Bijlage 3, Afb 38 (P1) voor de meetnippel op het gasregelblok.
•
•
7.3 Ontsteking hoofdbrander
Zie voor het ontsteken van de hoofdbrander de Gebruikershandleiding.
7.3.1 Eerste keer ontsteken van het toestel na installatie of na werkzaamheden aan het toestel
Ontsteek het toestel de eerste keer na installatie, of nadat er werkzaamheden aan zijn verricht, zonder de ruit.
!Let op
Ontlucht de gasleiding indien nodig.
Ga als volgt te werk:
Ø
Neem, indien nodig, de ruit weg.
Ø
Start de ontstekingsprocedure zoals beschreven in de gebruikershandleiding.
Ø
Indien de hoofdbrander niet ontsteekt:
•
•
Na elke poging tot ontsteken dient het systeem met behulp van de afstandsbediening gereset te worden.
!Let op
Ø
Raadpleeg het schema met foutmeldingen (Bijlage 1) als dit met enkele pogingen niet lukt.
Het toestel ontsteekt op 50%. Nadat ionisatie is gedetecteerd, zal het toestel naar 100% moduleren. Deze detectie
moet binnen 15 seconden geschieden anders zal het toestel in storing gaan.
Indien van toepassing zal de tweede klep schakelen om de tweede brander te ontsteken. Hierbij is een duidelijke
'klik' hoorbaar.
Ø
Controleer of de hoofdbrander blijft branden.
Ø
Indien de hoofdbrander niet blijft branden:
Reset het systeem als beschreven en herhaal de ontstekingsprocedure totdat de hoofdbrander blijft branden.
Het systeem kan maximaal twee keer na elkaar worden gereset en opnieuw ontstoken. Daarna gaat het systeem in
!Let op
harde lock-out en moet een half uur worden gewacht, voordat een nieuwe poging kan worden gedaan. Ontsteek
nooit meer dan 3 pogingen, omdat dit tot een gevaarlijke ophoping van gas in het toestel kan leiden. Zorg dat er
geen gas meer in het toestel zit voordat er opnieuw 3 ontsteekpogingen worden gedaan.
Ø
Raadpleeg het foutmeldingsschema (Bijlage 1) als het ontsteken met enkele pogingen niet lukt.
Ø
Schakel het toestel uit.
Ø
Maak de ruit schoon voor de eerste ingebruikname zoals beschreven in de gebruikershandleiding.
Ø
Monteer vervolgens de ruit zoals beschreven vanaf hoofdstuk 5.10.
Ø
Herhaal de ontstekingsprocedure enkele malen en voer de controles uit zoals beschreven in hoofdstuk 7.3.2.
Ø
De hoofdbrander moet vanaf nu vlot ontsteken.
Ø
Maak de ruit schoon na de eerste keer stoken zoals beschreven in de gebruikershandleiding.
18
Neem contact op met het energiebedrijf als de voordruk te hoog is.
Als de voordruk te laag is, controleer deze bij de gasmeter. Neem contact op met het energiebedrijf als de
druk bij de gasmeter ook te laag is.
Reset het systeem door op de afstandsbediening de knoppen 'pijltje omhoog' en 'pijltje omlaag' gelijktijdig
in te drukken.
Herhaal de ontstekingsprocedure totdat de hoofdbrander ontsteekt.
I N S T A LLA T I E H A N D L E I D I N G