IN S TA LLA TIE H A N DL E I DIN G
6. Aansturing/bediening
Het toestel wordt geleverd met een draadloze zwarte afstandsbediening voor de gebruiker (zie Bijlage 3,
afb. 35 (B)). Optioneel is een oranje afstandsbediening leverbaar voor de installateur (zie Bijlage 3, afb. 35 (O).
Het regelen van de vlamhoogte, het ontsteken en het uitschakelen, gebeurt met behulp van de zwarte
afstandsbediening die de ontvanger aanstuurt. Sommige toestellen kunnen ook op alternatieve wijze worden
bediend. Deze mogelijkheden worden verderop in dit hoofdstuk beschreven.
In de Gebruikershandleiding wordt de bediening van het toestel beschreven, waaronder de werking van de
afstandsbediening en alternatieve bedieningswijzes.
!Let op
•
•
6.1 Afstandsbedieningen
6.1.1 Zwarte afstandsbediening voor de gebruiker
Ga als volgt te werk voor het gebruiksklaar maken van de zwarte afstandsbediening:
Ø
Plaats de twee penlite-batterijen (AA) in de batterijhouder van de afstandsbediening.
Ø
Zorg dat de spanning van het toestel niet langer dan 5 minuten ingeschakeld is.
Ø
Indien de afstandsbediening niet al op "BND" staat moet de volgende handeling uitgevoerd worden:
Druk minimaal 10 seconden op de menuknop (knop met vierkant symbool) van de afstandsbediening en
vervolgens enkele keren tot "BND" met ontvangsymbool in het scherm verschijnt.
Ø
Druk toetsen "pijl omhoog"en "pijl omlaag" kortstondig gelijktijdig in, zodat er ook een waarschuwingsdriehoek
(knipperend) en een zandloper in het scherm verschijnt.
Ø
Zodra de aanmelding gereed is, verschijnt het beginscherm.
!Tip
Alle functies staan uitgebreid uitgelegd in de meegeleverde gebruikershandleiding.
6.1.2 Oranje afstandsbediening voor de installateur
Met behulp van de, optioneel leverbare, oranje afstandsbediening kan alle informatie, die in de ontvanger is
opgeslagen, worden uitgelezen. Zo kunnen de laatste 20 foutmeldingen worden teruggehaald en kan ook worden
afgelezen hoe vaak een fout is voorgekomen. Verder kunnen met deze afstandsbediening ook de basisinstellingen
worden aangepast en de grootte van de ionisatiestroom worden uitgelezen. Deze is ook nodig voor een bedrade
Domotica-aansturing.
6.2 Alternatieve bediening
Het toestel kan, behalve via de afstandsbediening, ook via een externe bron worden bediend. Hiertoe kan een
Domotica-systeem worden aangesloten op de ontvanger. Dit kan zowel bedraad als draadloos. Hieronder worden
de verschillende mogelijkheden beschreven (zie Bijlage 3, Afb. 35, 36 en 37).
6.2.1 Bedraad
Het bedraad aansluiten van een Domotica-systeem op de ontvanger geschiedt via een gelijkspanning van 0-3VDC
(zie Bijlage 3, afb. 36 (D)).
Een hogere spanning dan 3V schaadt de ontvanger en is daarom niet toegestaan.
!Let op
Tip!
Breng de spanning bij Domotica-systemen met een uitgangsspanning van 0-10V terug tot 0-3VDC. Gebruik
hiervoor een, uit weerstanden opgebouwde, spanningsdeler. Bijvoorbeeld 2200 ohm en 680 ohm. De spanning
over de 680 ohm-weerstand kan dan gebruikt worden op de ingang van de 0-3VDC. Er moet gewerkt worden met
laag ohmse weerstanden.
Door de hoogte van de spanning te regelen, kan de ontvanger berekenen in welke stand het toestel moet staan.
Tabel "B1" in Bijlage 3, Afb. 37 geeft de relatie tussen de spanning en de hoogte van de vlam weer. Wanneer men
beschikt over een toestel met 2 branders is tabel "B2" van toepassing. Deze geeft de relatie tussen de spanning,
hoogte van de vlam en hoeveelheid branders weer.
16
Ontsteek het toestel niet voordat het volledig gastechnisch, elektrotechnisch en afvoertechnisch is
geïnstalleerd, volg eerst de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 7.3.
Voor een toestel, uitgevoerd met het CM-systeem, is hoofdstuk 6 uit de meegeleverde handleiding van
toepassing.
(indien van toepassing)