Dm
Dp
Straalkracht
Verspreiding kracht
Straalomvang halve kracht
Kern van de straal Maximale straalkracht
Afbeelding 2-18: Verdeling straalkracht
De 4 pijltjes helpen de gebruiker intuïtief met de optimale uitlijning van de
oogbol. Als alle pijltjes en de groene LED in het midden groen knipperen, is
de oogbol optimaal uitgelijnd. Waarschijnlijk zijn alle pijltjes rood aan het
begin van het uitlijningsproces.
Afbeelding 2-19: Pijltjesopstelling
Beweeg de oogbol zachtjes en laat de pijltjes van kleur veranderen, van rood,
naar oranje en groen. Ga door tot de uitlijning beter wordt en alle pijltjes en
de middelste LED groen zijn.
Voorbeeld:
Reflector
Maximale straalkracht
Maximale straalomvang
Richting om de oogbol in te bewegen
Afbeelding 2-20: Uitlijningshulpmiddel met gekleurde pijltjesopstelling
Het apparaat is nu optimaal uitgelijnd. Vergrendel de oogbol nu voorzichtig
door de hendel naar beneden te bewegen totdat de oogbol stevig is
vergrendeld. De hendel staat nu op de 5-uurpositie en u voelt enige weerstand
van de vergrendelde positie.
IRp
volledige kracht hoek is +/-1°
IRm
halve kracht hoek is +/-3,5°
Diameter
Dp
= straallengte x 0,035
Diameter
Dm
= straallengte x 0,06
Reflector
Na het vergrendelen van de oogbol wordt een interne schakelaar geactiveerd
en begint de detector het initiërings- en inbedrijfstellingsproces. Een normaal
inbedrijfstellingsproces
inbedrijfstellingsproces moet het straalpad vrij blijven van binnendringende
objecten.
Tijdens deze procescyclus zal de detector de afmetingen van de reflector in
het gezichtsveld meten en de afstand tussen de detector en reflector bepalen.
Op basis van deze meting wordt het gevoeligheidsniveau automatisch ingesteld
op de optimale gevoeligheid voor de specifieke afstand.
Het proces is klaar wanneer de 4 pijltjes en de groene LED in het midden niet
meer knipperen. Voordat de detector in bedrijfsstand gaat, zal het ingestelde
gevoeligheidsniveau worden getoond. Dit wordt getoond door het knipperen
van de 4 pijltjes. Het aantal knipperingen laat het % van de geselecteerde
verduistering/gevoeligheid zien. 1 x knipperen = 25%, 2 x knipperen = 30%, 3
x knipperen = 40% en 4 x knipperen = 50%. Na 5 seconden wordt dit proces
herhaald en daarna lichten de pijltjes niet meer op en knippert alleen de groen
OK-LED aan de voorkant. De detector werkt nu correct.
De installatie voltooien
Volledig uitgelijnd
De overschilderbare frontkap kan nu op de voorkant worden geplaatst om de
hendel te beveiligen en de uitlijnings-LED's en het vergrendelingsmechanisme
te verbergen.
Als de kap is overgeverfd, zorg er dan voor dat de verf volledig droog is voor
installatie. Markeer de ingestelde gevoeligheid aan de binnenkant van de kap
om later te kunnen gebruiken.
Laatste verificatie
De detector moet na 30 seconden in een storingstoestand komen, aangegeven
door het storingsrelais en de gele LED (zie Bijlage I. Handleiding voor
werkingsmodi en storingsdiagnose OSI-RE-SS *: ). Als de detector niet in een
storingstoestand komt, is er een probleem met de installatie. Bekijk de
paragraaf over storingsdiagnose in Bijlage I. Handleiding voor werkingsmodi
en storingsdiagnose OSI-RE-SS *: voor hulp.
12
Hendel omlaag
Afbeelding 2-21: De oogbol vergrendelen en beveiligen
Tabel 2-1: Gevoeligheid versus afstand
Afstand detector-reflector
Geselecteerde gevoeligheid Demping dB
m
5 m tot 9 m
9 m tot 21 m
21 m tot 46 m
46 m tot 100 m
duurt
ongeveer
1. Bedek de gehele reflector met een ondoorzichtig materiaal. Bijna elk
niet- reflecterend ondoorzichtig materiaal is geschikt, bijvoorbeeld het
installatieblad of de kartonnen verpakkingsinzetstukken.
2. Test nu de detector met de testfilter om een alarm te genereren.
25% obs.
1,249
30% obs.
1,549
40% obs.
2,218
50% obs.
3,010
10
seconden.
Tijdens
het
E56-6654NL-001