NEDERLANDS
7.
STORINGEN
De volgende informatie dient voor het herkennen
en oplossen van eventuele functiestoringen die
zich tijdens het gebruik kunnen voordoen.
Oorzaken
Gaslucht.
De ontstekingsvlam
ontsteekt niet.
NL
De ontstekingsvlam dooft aldoor.
De ontstekingsvlam brandt, maar
de brander ontsteekt niet.
De vlam is geel.
De branderregelaar is
moeilijk te draaien.
De oven bereikt de gewenste
temperatuur niet.
Sommige van deze problemen kunnen door de
gebruiker opgelost worden, voor alle andere is
precies vakkennis vereist en geldt dan ook dat
deze uitsluitend door gekwalificeerd personeel
opgelost mogen worden.
Oorzaak
Soms ontsnapt gas door het
uitdoven van de vlam.
De vonkontsteking werkt niet.
Lucht in de leidingen doordat
toestel voor langere tijd niet
werd gebruikt.
Het thermo-element is niet
heet genoeg.
De brander is vies of vochtig.
Defecte gaskraan.
Defecte werkthermo-staat.
De veiligheids-thermostaat is
aan gegaan.
10
Oplossingen
Het gas shut-off ventiel sluiten en de
ruimte ventileren.
Controleer de werking van het
ontstekingsapparaat. De vlam
handmatig ontsteken.
Verleng het ontstekingsproces.
Controleer de juiste werking van de
thermostaat. Controleer de juistheid
van de veiligheid.
Als het probleem zich nog
steeds voordoet, contact op met
de service.
De brander reinigen en laten staan
om te drogen.
Als het
probleem zich nog steeds
voordoet, contact op met de
service.
Neem contact op met de service.
Vervang onderdeel.
Neem contact op met de service.
Wacht tot de oven is afgekoeld.
Vervolgens de
veiligheidsthermostaat resetten.