4. Schakel de meetkring weer in en lees de meetwaarde af
op het display.
5. Verschijnt er een OL-indicatie (meetbereikoverschrijding),
schakel dan bij handmatige meetbereikkeuze meteen naar
het eerstvolgende hogere bereik. Als de OL-indicatie
verschijnt terwijl het hoogste bereik resp. automatische
meetbereikkeuze is ingesteld, schakel dan meteen de
spanning op het meetobject uit en scheid het
meetapparaat van het meetobject.
Opmerking:
Verschijnt er geen indicatie en zijn alle verbindingen exact
uitgevoerd, dan kan een defecte interne zekering die de
stroommeetbereiken zekert, de oorzaak van de fout zijn (zie
hoofdstuk Zekeringen vervangen).
Opmerking:
Heeft u voor de zekerheid het 10 A-bereik gekozen, maar is de
meetstroom lager dan 400 mA, schakel dan de meetkring weer
uit. Steek de rode meetstift in de mA-bus en kies een
meetbereik binnen het mA bereik. Schakel de meetkring weer
in.
Weerstand meten
Waarschuwing voor elektrische spanning
Schakel de stroom van het stroomcircuit uit en ontlaad
alle condensatoren voordat u weerstanden, continuïteit
(doorgang) of dioden meet.
1. Schakel de draaischakelaar naar het
weerstandsmeetbereik (Ω/
toets MODE de weerstandsmeting (indicatie MΩ).
2. Steek de stekker van de rode meetstift in de meetbus V/Ω
en de stekker van de zwarte meetstift in de meetbus COM.
3. Verbind de meetstiften met het meetobject. Het kan zijn
dat het meetapparaat enige tijd nodig heeft om een
stabiele waarde weer te geven. Dit ligt aan het
meetprincipe en is geen storing.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
4. Schakel de draaischakelaar naar de positie die het dichtst
in de buurt ligt van de afgelezen waarde, maarr niet lager.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
Opmerking:
Bij zeer lage weerstandswaarden (400 Ω-bereik) kunnen de
interne weerstanden van de meetstiften en meetbussen al tot
een vervalste weergave leiden. Bij kortgesloten meetstiften
wordt de weergegeven weerstandswaarde genoteerd en bij de
volgende metingen afgetrokken van de meetwaarde.
10
/CAP) en kies met de
digitale multimeter BE50
Diode testen
Deze functie maakt het testen van halfgeleiders op doorgang en
sperfunctie mogelijk.
Waarschuwing voor elektrische spanning
Schakel de stroom van het stroomcircuit uit en ontlaad
alle condensatoren voordat u weerstanden, continuïteit
(doorgang) of dioden meet.
1. Schakel de draaischakelaar naar de stand Ω/
en kies met de toets MODE de diodetest (indicatie
2. Steek de stekker van de rode meetstift in de meetbus V/Ω
en de stekker van de zwarte meetstift in de meetbus COM.
3. Verbind de meetstiften met de diode. Verschijnt er een
OL-indicatie (meetbereikoverschrijding), wissel de
aansluiting van de meetstiften op de diode dan om.
ð Wordt er een waarde weergegeven, dan is de
component in orde. De doorlaatspanning van de
component wordt weergegeven (bij Ge-dioden ca. 0,2 V,
bij Si-dioden ca. 0,5 V).
Capaciteit meten
Volg vóór elke capaciteitsmeting de volgende aanwijzingen op:
• Ontlaad elke condensator voor de meting! In de
condensator opgeslagen restspanning kan het
meetapparaat vernielen! Ontlaad de condensator niet door
een kortsluiting, maar door de aansluitingen te
overbruggen met een 100 kΩ-weerstand.
• Verbind de meetingangen nooit met een spanningsbron.
Dit vernielt het meetapparaat.
• Meet vóór een capaciteitsmeting voor de zekerheid na of
zich in de condensator nog een restlading bevindt
(DCV-bereik gebruiken).
1. Schakel de draaischakelaar naar de stand Ω/
en kies met de toets MODE de capaciteitsmeting
(indicatie nF).
2. Steek de stekker van de rode meetstift in de meetbus V/Ω
en de stekker van de zwarte meetstift in de meetbus COM.
3. Sluit de te testen condensator aan op de meetstiften.
Elektrolytische condensatoren moeten met de juiste polen
worden aangesloten (rood op plus, zwart op min).
Omdat de laadprocessen in de condensator een zekere tijd
in beslag nemen, vindt de weergave tot 30 s vertraagd
plaats. Dit is geen fout, maar een eigenschap van het
systeem. Wacht een stabiele weergave af voordat u de
meetwaarde afleest.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
Opmerking:
Als de condensator defect is, wordt nul weergegeven.
Houd er rekening mee dat elektrolytische condensatoren binnen
hun tolerantiebereik aanzienlijke spreidingen kunnen vertonen.
Restspanningen in de condensator of beschadigde
isolatielagen / diëlektrica kunnen de resultaten aanzienlijk
vervalsen.
/CAP
).
/CAP
NL