5
Gebruiksinstructies
5.1
Voorbereiden voor gebruik
Procedure
1. Verwijder al het vuil uit het werkgebied.
2. Controleer of alle machineonderdelen correct zijn geplaatst. Zie hoofdstuk
3. Controleer of de machine niet is geblokkeerd. Verwijder de blokkering indien nodig.
Zie paragraaf
4. Controleer het oliepeil van de brandstofmotor. Vul indien nodig de motor met olie. Zie
paragraaf
5. Controleer het brandstofniveau. Vul indien nodig de brandstoftank. Zie paragraaf
5.1.1
6. Test of de noodknop naar behoren werkt. Zie paragraaf
5.1.1
De brandstoftank vullen
Vereisten vooraf
D09-GS0603S-11
Waarschuwing:
Werk niet met een beschadigde machine.
7.3
.
6.5
.
.
Opmerking:
Deze procedure geldt alleen voor brandstofmotoren.
•
Tuit
Waarschuwing:
•
Vul de brandstoftank uitsluitend in de open lucht of in een goed
geventileerde ruimte.
•
Brandstof is zeer brandbaar. Rook niet en ontsteek geen vlam in de
omgeving.
•
Verwijder eventueel gemorste brandstof onmiddellijk en verwijder de
machine uit het gebied waar is gemorst. Reinig het gebied waar is
gemorst.
Opmerking:
Deze procedure geldt alleen voor brandstofmotoren.
Gebruiksinstructies
6.2
.
•
Brandstof
4
.
23