4. Gas voorziening
4.1 Gasaanvoer model BS-9-Fp
Zorg ervoor dat een deskundig en bevoegd bedrijf in uw land in overeenstemming met de geldende regels het
systeem voor de toevoer van gas maakt. Het toestel is voorzien van een gasslang met een snelkoppeling voor
aansluiting op de branderkop. Voor aansluiting op de gasleiding is de slang voorzien van een ¼" wartelmoer
met linkse draad en bolconus. Monteer altijd een gaskraan aan het eind van de gasleiding op een plaats waar
deze gemakkelijk te bereiken is. Deze gaskraan is nodig om de gastoevoer te kunnen afsluiten om het toestel
te doven. Bovendien is het dan mogelijk om het toestel veilig los te kunnen koppelen van de gasleiding.
Daarnaast moet voor het 50-150mbar model een verstelbare drukregelaar worden gemonteerd om het toestel
hoog/laag te regelen. Voor de gegevens die u nodig heeft om de afmetingen van de gasleiding te berekenen
kunt u de technische tabel raadplegen.
4.2 Gasaanvoer model BS-9-M
Het mobiele toestel moet worden aangesloten op een gasfles met propaangas. Het compartiment is geschikt
voor een standaard 9-11 kg gasfles. Gebruik geen kleinere gasflessen omdat die te weinig capaciteit hebben.
Controleer vooraf of de aansluiting van de gasdrukregelaar dezelfde maat heeft en van hetzelfde type is als
de kraan op de gasfles. Controleer dat de gasfles propaan bevat en geen LPG of butaan. Het gebruik van
ander gas is niet toegestaan en kan gevaarlijk zijn.
Sluit de drukregelaar aan op de gasfles. Zie hiervoor de instructies onder het kopje "Vervangen van de
gasfles". Plaats de gasfles in het compartiment en zorg ervoor dat de gasslang niet knikt maar in een ruime
bocht ligt. Draai zonodig de gasfles iets om zijn as. Klem de gasfles door middel van de sjorband vast tegen
de achtkant van het compartiment.
Zorg ervoor dat de ventilatiegaten in het gasflescompartiment altijd open en schoon zijn. Deze gaten nooit
afdichten. Nooit een kleed of iets dergelijks over het gasflescompartiment leggen. Zorg dat de gaskraan op de
gasfles altijd goed bereikbaar is.
Nooit de gasfles direct aansluiten op het toestel zonder het gebruik van de gasdrukregelaar.
4.3 Gasdrukregelaar
Het toestel moet voorzien zijn van een gekeurde gasdrukregelaar voor de gasdruk waarvoor het toestel is
ontworpen. De gasdrukregelaar voor 50 mbar propaan moet een vast ingestelde regelaar zijn. De regelaar
voor 50-150mbar moet voorzien zijn van een draaiknop voor het regelen van de druk voor hoog en laagstand.
De gasdrukregelaar moet voldoen aan EN 16129 of gelijkwaardige normen. Vervang de regelaar na 10 jaar
door een identieke regelaar. Let daarbij op dat de capaciteit en de uitgangsdruk gelijk zijn aan de originele
drukregelaar. Controleer bij iedere gasfleswisseling of het afdichtingsrubber bij de Shell wartel nog intact is.
4.4 Gasslang
Het toestel moet voorzien zijn van een gekeurde gasslang volgens EN16436-1 en -2 met een lengte van
220cm en een inwendige diameter van 6,3mm. Aan de toestelzijde van de gasslang moet een gekeurde
snelkoppeling bevestigd zijn. Aan de gasfleskant moet een ¼"wartel met linkse draad en bolconus bevestigd
zijn.
De gasslang moet regelmatig worden geïnspecteerd en vervangen worden binnen de voorgeschreven
tijdsintervallen. Controleer de slang telkens wanneer de gasfles wordt vervangen, maar minstens elke maand.
Voorkom dat de slang gedraaid of geknikt wordt of dat er spanning op uitgeoefend wordt. Dit kan de gasslang
beschadigen of de levensduur bekorten. Let tijdens inspectie op beschadigingen, scheurtjes, slijtageplekken,
veroudering en gaatjes. Let vooral op de aansluitpunten. Bij beschadiging de slang direct door een nieuwe
slang van hetzelfde type en lengte vervangen. Vervang de slang uiterlijk na 5 jaar.
Let op dat de snelkoppeling goed beschermd is tegen vuil wanneer deze losgekoppeld is. Plaats het
afsluitdopje ter bescherming. Controleer de snelkoppeling met dezelfde frequentie als de slang op lekkage en
goed functioneren. Bij ieder gebruik de insteeknippel vooraf controleren op bramen.
4.5 Omvalbeveiliging
Het mobiele toestel BS-9-M is voorzien van een omvalbeveiliging. Deze beveiliging is tussen de
gasdrukregelaar en de gasslang gemonteerd. Wanneer het toestel brandend omvalt, dan wordt de gastoevoer
automatisch gesloten. Neem het toestel na een val niet meer in bedrijf maar laat eerst een controle door een
gasinstallateur uitvoeren of er geen essentiële onderdelen beschadigd zijn waardoor het toestel niet meer
veilig werken kan.
Voor een goede werking van de omvalbeveiliging is het van belang dat deze waterpas gemonteerd wordt en
dat ook de gasfles rechtop staat. Wordt de beveiliging scheef gemonteerd, of op de kop, of staat de gasfles
scheef, dan wordt de gastoevoer geblokkeerd en zal het toestel niet functioneren. (Zie figuur 6). De
Versie: juni 2021
6
manual nummer: 0009 2010 NL