4.
Kalibratie
4.1. Kalibratie van de balancer (USER)
Let op! Bij de volgende symptomen is kalibratie vereist
a.) Het kalibratiecontroleprogramma mislukt
b.) Gewichtsindicatie constant hoog of laag
c.) Onbalanspunt constant verkeerd
d.) Meer dan twee cycli nodig voor het balanceren van de wielen
Schakel de balancer in. Druk op
<SET>, als SOF X.XX (softwarever-
sie) wordt weergegeven en CAL op
het linker display verschijnt.
Druk op <SET> om het kalibratiepro-
gramma te starten.
Stel de afstand (IN) in (afb. 2).
Stel de diameter (DIA) in.
Begin het wiel te draaien. Gebruik
hiervoor de draaistang (afb. 3).
Let op!
Draai de band tot 60 PUT
verschijnt.
Bevestig het kleefgewicht van 60 g aan
de binnenkant van de band.
Druk op <SET>.
Beweeg het wiel NIET.
C2 verschijnt op het linker display.
Start de tweede draaicyclus. Einde van
de kalibratie.
Druk op <MODE/ESC> om terug te
keren naar de uitgangsmodus.
Let op! De gekwalificeerde kalibratie met testrotor
kan alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen.
ACC EL: sneller
RED UCE: langzamer
GO OD: goed
Afb. 1
Afb. 2
Afb. 3
Afb. 4
8