3
Installatie en montage
3
Installatie en montage
3.1
Veiligheidsvoorschriften
Naast de L- en N-aansluiting van het netsnoer is een aardklem
geplaatst. Deze aardklem moet altijd worden aangesloten om
te voldoen aan de EMC-richtlijnen.
Het is geen veiligheidsaarding.
Bij relaisuitgangen die een niet-veilige spanning schakelen,
moeten de draden zijn voorzien van isolatie.
Schakel bij montage in een schakelkast eerst de voedings-
spanning uit.
Alle kabelaansluitingen moeten worden voorzien van een trek-
ontlasting. Monteer hiertoe de meegeleverde clips.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de geldende normen in
acht.
3.2
Aanwijzingen voor plaatsing en bedrading
Monteer de regelaar (met bedieningsfuncties) op een
makkelijk bereikbare plaats.
Bouw de regelaar op ooghoogte in, zodat het display
gemakkelijk kan worden afgelezen.
Let op de eisen die voor de regelaar gelden
inzake de omgevingstemperatuur en toege-
stane relatieve vochtigheid (zie hoofdstuk 11).
Voorkom dat de regelaar in aanraking komt
met spatwater.
Sluit de regelaar aan op het 230 VAC net. Zorg dat er een
netaansluiting in de buurt is. Het meegeleverde netsnoer
heeft een lengte van 1,5 m.
Beperk de hoeveelheid kabels. Monteer de regelaar(s) bij
voorkeur zo dicht mogelijk in de buurt van de te sturen
ketels.
Houd rekening met de plaats van de regelaar in verband
met de eventuele aansluiting van een PC of modem, via
een PC-/modemkabel.
CTR-bus (RS485): gebruik een tweedraads afge-
schermde, getwiste kabel (minimale doorsnede van de
2
aders: 0,22 mm
).
Bedrading van de installatiecomponenten
dient te geschieden in overeenstemming
met de specifieke voorschriften, die voor
de componenten gelden.
6
MBC 5 • 6 720 618 517 (2013/07)