8
Storingen
8.3
Het verhelpen van storingen
De MBC 5 regelaars zijn ontworpen om gedurende lange tijd
probleemloos te functioneren. Mochten zich desondanks
problemen voordoen, probeer de storing dan op te lossen aan
de hand van de gegeven instructies die hierna zijn
omschreven. Indien dit niet lukt, neem dan contact op met uw
leverancier.
De aangesloten installatiecomponenten worden niet of
niet goed aangestuurd:
Controleer de sturing door de regelaar (maak hierbij
gebruik van het menu Bedrijfsgegevens).
Controleer het spanningssignaal op de klemmen.
Controleer de klemmenaansluitingen (zie hoofdstuk 12).
Controleer de bedrading (zie hoofdstuk 12).
Controleer de werking van de relais met behulp van het
menu relaistest (zie paragraaf 8.4).
Koude/warmte klachten bij de gebruikers:
Controleer de ingestelde setpoints.
Controleer de gemeten temperatuur.
Controleer de sturing van de aangesloten installatiecom-
ponenten.
Maak eventueel gebruik van de datalogger (en het
programma CTR-remote) voor een betere analyse en
inregeling.
Onrustige sturing van de apparaten/te grote temperatuur-
variaties:
Controleer de verschillende instellingen van de regeling
(bijvoorbeeld de PID-instellingen).
Maak eventueel gebruik van de datalogger (en het
programma CTR-remote) voor een betere analyse en
inregeling.
Foutieve temperatuurmetingen:
Controleer de aangesloten opnemer met behulp van de
weerstandstabel (zie hoofdstuk 11).
34
MBC 5 • 6 720 618 517 (2013/07)