4 Installatie
▪ De leiding van de veiligheidsklep moet op een wateruitlaat worden
aangesloten met een bijkomende slang of leiding. Deze uitlaat
mag niet worden geïnstalleerd op plaatsen waar een risico op
bevriezing bestaat of in de goot, en mag niet uitkomen op een
droge vloer zonder gepaste afvoer om beschadiging van de
vloerbekleding (zoals bijvoorbeeld parket) te voorkomen.
▪ De maximale druk in de leiding van het warm tapwater is 10 bar.
Houd hier rekening mee bij het inspecteren van het leidingwerk.
Als de waterdruk van de hoofdwatertoevoer te hoog is, gebruik
dan een gepaste drukverminderaar. De installatie moet voldoen
aan EN 15502-2-2.
▪ Aangezien condensatieboilers condenswater genereren, moet de
condensatieopvangbak aangesloten zijn op een open afvoer. De
leidingen en elementen van de afvoerleiding moeten gemaakt zijn
van zuurbestendig materiaal zoals plastic. Metalen zoals staal of
koper zijn niet toegelaten.
▪ Het systeem moet volledig luchtvrij zijn om de boiler te
beschermen. De boiler is uitgerust met twee automatische
ontluchtingspunten, één bij de warmtewisselaar, de andere op de
pomp. Zorg ervoor dat de lucht telkens volledig wordt afgelaten
voordat u de installatie met water vult. Ontlucht indien nodig de
radiatoren.
▪ Als de boiler moet worden aangesloten op een oude installatie
voor centrale verwarming/warm tapwater, dan moet u de oude
installatie eerst visueel inspecteren. De installatie moet geschikt
zijn voor de capaciteit van de boiler en mag de goede werking
ervan niet in het gedrang brengen. Het oude systeem en de
leidingen moeten worden gespoeld om vuil te verwijderen en de
filters moeten worden geïnspecteerd.
▪ Als het oude leidingwerk niet is voorzien van een zuurstofbarrière,
dan moet het van het boilercircuit worden gescheiden via een
platenwarmtewisselaar en moet een tweede pomp worden
geïnstalleerd voor de noodzakelijke circulatie.
▪ Als de drukwaarde op de gebruikersinterface van de boiler
geregeld daalt, zit er naar alle waarschijnlijkheid een lek in de
installatie.
Inspecteer
de
herstellingen uit.
▪ Indien het warm tapwater via een zonnetank vooraf door de zon
wordt voorverwarmd, installeer dan de thermostatische mengklep
aan de uitgang en ingang van het warm tapwater.
4.8.4
Richtlijnen voor het aansluiten van de
elektrische bedrading
GEVAAR
Haal de unit altijd van het stroomnet voordat u
werkzaamheden aan het elektrische circuit gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
Enkel bevoegde personen mogen elektrische aansluitingen
op de unit uitvoeren. Wanneer deze waarschuwing niet
wordt nageleefd, wordt de garantie nietig. De fabrikant is
niet verantwoordelijk voor beschadigingen die op deze
manier kunnen ontstaan.
WAARSCHUWING
Gebruik een afzonderlijk voedingscircuit. Gebruik nooit een
stroomkabel die wordt gedeeld met een ander toestel.
De unit werkt op 230 V AC 50 Hz. Er wordt een gepaste stroomkabel
meegeleverd in de verpakking. Deze kabel moet op de voeding
worden aangesloten door een elektricien en conform de geldende
wetgeving.
Installatiehandleiding
14
installatie
en
voer
de
nodige
3×0.75 TTR / 230 V
H05RN
a
Veiligheidsonderbreker (2 A)
b
Aardlekschakelaar
Cat. III
Overspanning categorie III
▪ Werkzaamheden met betrekking tot de elektrische bedrading en
dergelijke moeten strikt volgens de installatie handleiding en de
nationale regelgeving ter zake worden verricht.
▪ Onvoldoende capaciteit of onvolledige installatie kan kortsluiting of
brand veroorzaken.
▪ Er moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te
schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze
schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken
en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-
specificatie wanneer hij open staat.
▪ U moet het systeem aarden. Gebruik hiervoor geen gas- of
waterpijp, bliksemafleider of telefoon-aardkabel. Onvoldoende
aarding kan kortsluiting en brand veroorzaken.
▪ Wanneer er elektrische aansluitingen worden uitgevoerd, mag er
geen stroom op de hoofdstroomtoevoerkabel zitten en moet de
hoofdschakelaar uitgeschakeld zijn.
▪ Zorg er bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen voor dat de
kabels goed worden verbonden en stevig vast zitten.
▪ De stroomtoevoerkabel moet minimaal gelijkwaardig zijn aan
H05RN-F (2451EC57).
Houd het onderstaande punt in aanmerking bij het aansluiten van
bedrading aan het aansluitingenbord van de elektrische voeding.
a
L
N
a<b
b
WAARSCHUWING
Verwissel in geen geval de stroomgeleiders L en de
neutrale geleider N.
GEVAAR
Gebruik geen gas- en waterleidingen als aarding en zorg
ervoor dat ze nooit eerder voor een dergelijk doel werden
gebruikt. Als u deze regel niet in acht neemt, kan de
fabrikant in geen enkel geval aansprakelijk worden gesteld.
4.8.5
Richtlijnen voor het aansluiten van opties
op de boiler
Optionele apparatuur wordt aangesloten op de connectors die zich
aan de buitenkant van de schakelkast bevinden. Open in geen geval
de schakelkast om optionele apparatuur aan te sluiten.
Temperatuuraansturingen
NTC-zonnesensor
Opentherm kamerthermostaat
Buitenvoeler
Sensor opslagtank warm tapwater
Externe vermogensuitgang
(230 V AC)
D2CND028+035A1/4AA + D2TND028+035A4AA
Cat. III
a
b
1~ 230 V
50 Hz
Connector
Aansluiting
X1M
1-2
X1M
3-4
X1M
5-6
X1M
7-8
X2M
3-4
Wandgemonteerde condensatieboiler
3P469346-5E – 2017.06