ZO GEBRUIKT U DE NOVUS WANDELWAGEN VOOR
TRANSPORT OP EEN BEWEGEND VOERTUIG
(privéauto's, bussen etc.)
DE NOVUS WANDELWAGEN voldoet aan de norm ANSI/RESNA
WC/Vol.1 - Sectie 19, waarin zijn vastgelegd de veiligheidseisen
voor transport, in de rijrichting gezien, op rijdende voertuigen
(privéauto's, bussen, enz.).
instructies op pagina 9 t/m 13 om de wandelwagen veilig te gebruiken.
DE INZITTENDE VAN DE WANDELWAGEN MOET MET HET GEZICHT NAAR DE VOORKANT VAN HET
VOERTUIG TE ZITTEN (zie afb. 4 op pagina 12). Op basis van de ISO-norm 7176-19, punt 6.3.4, sluit naleving
van ISO 7176-19 het achterstevoren gebruik niet uit van de wandelwagen in grote toegankelijke voertuigen,
uitgerust met goedgekeurde naar achteren gewende stations voor rolstoelpassagiers.
Het kind moet ten minste 22 kg wegen omdat de CRASHTEST op basis van de ISO- en ANSI/RESNA-
normen alleen verwijst naar gebruikers van rolstoelen/wandelwagens, die 22 kg of meer wegen.
HET
VOERTUIG
ROLSTOELEN/WANDELWAGENS, CONFORM DE NORM ANSI/RESNA WC/Vol.1 Sectie 19 (zie afb. 4 op
pagina 12).
HET KIND MOET EEN HEUPGORDEL EN EEN DIAGONALE SCHOUDERGORDEL DRAGEN conform de
SAE-norm J2249 of de ISO-norm 10542-2 (d.w.z. met een label dat aangeeft dat deze gordels aan deze
normen voldoen). HET GEBRUIK VAN ALLEEN EEN HEUPGORDEL WORDT AFGERADEN. Posturale
gordels als de modellen 817, 828, 853, 868, 894, 903 en 906 hebben geen typegoedkeuring voor gebruik
als bevestigingssysteem en kunnen slechts ter aanvulling worden gebruikt.
DE WANDELWAGEN MOET ZIJN VASTGEMAAKT AAN HET MOTORVOERTUIG MET DE RUGLEUNING
EN DE BEENSTEUN RECHTOP door: 1) een vierpunts vastzetsysteem met sjorbanden dat voldoet aan
SAE J2249 of ISO 10542-2, aangebracht in het voertuig en 2) het 891-hulpstuk, de set met 4 sjorhaken
(zie afb. 1 en 2 op pagina 9; afb. 3 op pagina 10 en afb. 4 op pagina 12).
ORMESA ADVISEERT IN DE VOLGENDE GEVALLEN HET GEBRUIK VAN EEN COMPLEET "WTORS"-
SYSTEEM DAT VOLDOET AAN ISO-NORM 10542-2. Dit systeem bestaat uit bevestigingssystemen voor
zowel de wandelwagen als de inzittende ervan:
steeds als het kind naar een stoel van het voertuig wordt overgebracht, moet de lege wandelwagen
tijdens de reis in een bagageruimte zijn opgeborgen of in het voertuig zijn vastgezet;
om
de
doeltreffendheid
rolstoelcomponenten of -onderdelen, zoals de rolstoelarmleuningen of -wielen van het lichaam worden
gescheiden (zie afb. 5 en 6 op pagina 17);
schoudergordels moeten over de schouders passen (zie afb. 5 op pagina 13);
gordels moeten zo strak mogelijk worden getrokken, afgestemd op gebruikersgemak en de gordelbanden
mogen tijdens gebruik niet gedraaid zitten;
om de kans op letsel voor inzittenden van het voertuig zo klein mogelijk te maken tijdens het transport moeten
de zitschaal en alle accessoires zijn verwijderd en apart in het voertuig zijn vastgezet.
DE WANDELWAGEN MOET DOOR DE FABRIKANT OF ZIJN GEAUTORISEERDE DEALER OF
DISTRIBUTEUR WORDEN GEÏNSPECTEERD ALVORENS DEZE WEER TE GEBRUIKEN NADAT DE
WANDELWAGEN BIJ EEN BOTSING VAN HET VOERTUIG BETROKKEN IS GEWEEST.
ALLE
WIJZIGINGEN
WANDELWAGENONDERDELEN OF -COMPONENTEN ZIJN, ZONDER SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING VAN
ORMESA SRL VERBODEN EN MAKEN DE
Lees de waarschuwingen zorgvuldig en volg de
MOET
GESCHIKT
ZIJN
!
ervan
niet
te
OF
VERVANGINGEN
VOOR
HET
VERVOER
OPGELET!
belemmeren
mogen
VAN
MARKERING EN DE GARANTIE ONGELDIG.
9 / 60
VAN
ORTHOPEDISCHE
bevestigingsgordels
DE
891-VASTZETHAKEN
niet
door
OF