Bediening
7 7 .3.4
Algemene tips voor stoken
•
Het toestel werkt het best als het is opgewarmd zoals beschreven in paragraaf
Onvoldoende opwarming leidt tot een zwakke trek in de schoorsteen, zwarte afzetting
op de ruit en onvolledige verbranding. Goede verbranding is te herkennen aan oranje
vlammen, onzichtbare rook en geen roetafzetting op de ruit. Gebruik de
bedieningshendel om een goede verbranding te krijgen. Zie
vereiste kwaliteit van de brandstof.
•
Zorg dat de deur van het toestel tijdens gebruik is gesloten. Open de deur alleen om
het vuur aan te steken en brandstof bij te vullen.
•
Verwijder niet alle as. Een aslaag in de verbrandingskamer vormt een hitte-isolerende
laag die helpt om de brandstof gemakkelijk te laten ontsteken.
•
Zet tijdens gebruik van het toestel de bedieningshendel niet in de uiterst linkse stand
(alle verbrandingsluchtinlaten gesloten). Dit veroorzaakt ernstige rookontwikkeling en
roetvorming en verhoogt de kans op een schoorsteenbrand.
•
Plaats na de eerste lading niet te veel brandstof in het toestel. Zie
aanbevolen hoeveelheid brandstof. Te veel brandstof leidt tot onvolledige verbranding,
roetvorming en kans op een schoorsteenbrand.
7.4
Convectieventilator (optie)
Aanbevolen wordt om tijdens gebruik van het toestel de convectieventilator altijd te
gebruiken.
•
Start de convectieventilator door de dimmerknop rechtsom naar de stand ON [AAN] te
draaien.
•
Stel de gewenste ventilatorsnelheid in door de dimmerknop te draaien.
•
Stop de convectieventilator door de dimmerknop linksom naar de stand OFF [UIT] te
draaien.
18
7.3.1
6.1
voor advies over de
6.2
voor de
Falcon 59/70
.