CILINDER KAN EXPLODEREN BIJ BESCHADIGING: Gebruik alleen persgascilinders die het juiste
beschermgas voor uw lasproces bevatten en gebruik goed werkende regelaars voor het gebruikte gas
en de gebruikte druk. Houd cilinders altijd verticaal en zet ze vast op een vaste steun. Verplaats of
transporteer geen cilinders zonder beschermdop. Voorkom dat de elektrode, elektrodehouder of
andere elektrisch hete delen in aanraking komen met de cilinder. Plaats cilinders zodanig dat er geen
kans bestaat op omverrijden of blootstelling aan andere materiële beschadiging en dat er een veilige
afstand tot las- of snijwerkzaamheden en andere warmtebronnen, vonken of spatten wordt
gewaarborgd.
De fabrikant behoudt zich het recht voor om veranderingen en/of verbeteringen in het ontwerp aan te brengen, zonder
gelijktijdig ook de gebruikershandleiding bij te werken.
Inleiding
De LGA-interface is een toevoegmodule voor gebruik
met Lincoln Electric Arclink-lasapparaten zoals de
Power Wave R450 en S500. De module is aan de
voorkant aan de machine bevestigen, op de plaats van
een gebruikersinterface. De LGA-interface bevat een
Lincoln Electric L16616 Anybus-kaart met een HMS
Anybus CompactCom M30-module. De LGA werkt als
koppeling tussen een industrieel netwerk en het interne
Arclink-netwerk van het lasapparaat. Hij werkt ook als
de lassequencer voor het lasapparaat en kan tot 1000
lasopdrachten opslaan. Een lasopdracht bevat alle
noodzakelijke lasparameters: gasvoorstroom tot
starten, draadaanvoersnelheid bij starten, lassen,
draadaanvoersnelheid bij stoppen, krater vullen,
afbrandvertraging en gasnastroom.
De opdracht kan op twee manieren worden
geconfigureerd: via het LGA-bedieningspaneel of de
Power Wave Manager-software. De opdrachten worden
opgeslagen op de L16616-kaart in de LGA-
interfacemodule. Wanneer een LGA-interfacemodule of
deze kaart wordt vervangen, moet er eerst een back-up
van de opdrachten worden gemaakt, die moet worden
teruggezet nadat de nieuwe module/kaart is
geïnstalleerd.
De LGA-interface is ontworpen voor gemak bij
configuratie en gebruik met een PLC. Er zijn twee
Installatie en bediening
Lees dit hoofdstuk helemaal door voordat u het apparaat
installeert of gebruikt.
Aansluitingsschema
Afbeelding 1
Nederlands
standen, de modus Opdracht en de modus Opdracht
met invoer van parameters. Bij beide modi moeten 12
bytes aan gegevens van en naar de Master naar het
lasapparaat worden gestuurd. In de eenvoudigste
stand, de modus Opdracht, kan het lassen eenvoudig
worden gestart door een geldig Opdrachtnummer te
versturen en dan de invoerbit voor de trekker op waar
te zetten. Alle lasparameters staan in de parameters
met instellingen voor de opdracht. Bij de modus
Opdracht met invoer van parameters worden de inputs
over de lasstatus verkregen van IO-inputs vanaf de
PLC-interface naar het lasapparaat. In deze modus kan
de Master de lasparameters voor de lasstatus direct
regelen en deze invoerparameters kunnen tijdens het
lassen worden gewijzigd.
De LGA kan in verschillende lasconfiguraties werken.
De LGA regelt tijdens de lasprocedure het in- en
uitschakelen van de motor van de draadaandrijving en
de gasuitvoer.
Opmerking: Alle lasparameters worden in de LGA-
interface opgeslagen en deze kan zonder aangesloten
LGA-bedieningspaneel worden gebruikt. We raden u
aan om het LGA-bedieningspaneel aan te sluiten/los
te koppelen wanneer de voedingsbron is uitgeschakeld.
Wanneer u het LGA-bedieningspaneel aansluit/
loskoppelt terwijl het in gebruik is, wordt het lasproces
gestopt en het systeem opnieuw gestart.
4
Nederlands