Bediening van module
Er zijn twee bedieningsstanden voor de module:
modus Opdracht en modus Opdracht met invoer van
parameters. De I/O-regelbits op de Cyclische I/O naar
het lasapparaat regelen welke stand in werking is.
De twee standen gaat er vanuit dat er een 'Opdracht'
of 'Opdrachten' met een besturingspaneel of met de
Power Wave Manager is/zijn ingesteld.
Een opdracht is eigenlijk de lasprocedure die wordt
uitgevoerd wanneer de trekkerinvoer op de Cyclische I/O
wordt geactiveerd. De geselecteerde opdracht selecteert
de "Wave vorm" (golfvorm) voor lassen (de lasmodus), de
lasparameters voor de golfvorm en de lasprocedure. De
lasprocedure verwijst naar punten als afloop of aanloop,
krater vullen en afbrandvertraging (zie het hoofdstuk over
de LGA-lassequencer). Tijdens het lassen kan het
werkelijke opdrachtnummer op elk moment worden
gewijzigd, maar daarbij gelden enkele beperkingen, zie
LGA-lassequencer, Opmerkingen Sequencer.
Bedieningsstanden
Modus Opdracht
Dit is de eenvoudigste bedieningsstand voor de interface.
Het enige dat u moet doen, mits er al opdrachten zijn
ingesteld, is een geldig opdrachtnummer instellen en
daarna de trekkerbit activeren. Houd daarna tijdens het
lassen de digitale feedbackbits in de gaten voor eventuele
fouten en problemen, zoals het niet inschakelen van de bit
Boog detecteren. De interface schakelt automatisch de
gasregelaar in als er voor een lasmodus gas nodig is
en de draadaandrijving als de lasmodus draad gebruikt
en er een draadaandrijving aanwezig is.
Modus Opdracht met invoer van parameters
Deze bedieningsstand is bijna hetzelfde als de modus
Opdracht, behalve in de status lassequencer (zie LGA-
lassequencer). In de status Lassequencer worden de
parameters voor de golfvorm ingesteld met I/O vanaf
de interface en niet van de parameters van de
opdrachtinstellingen. Deze I/O-parameters kunnen zo
vaak als nodig worden gewijzigd. Als de opdracht is
ingesteld voor het uitvoeren van een aanloop of krater,
gebeurt dat nog steeds. Wanneer het wenselijk is dat
de interface deze functies uitvoert, zorg dan dat de
geselecteerde opdracht niet is ingesteld op het uitvoeren
ervan. Let wel dat de invoer Trim en Niet-Synergische
WFS mogelijk niet relevant zijn voor alle lasmodi.
De niet-synergische WFS is alleen actief voor niet-
synergische golfvormen. Let wel dat de werkelijke
interne eenheden, limieten en decimalen van de
parameters afhankelijk kunnen zijn van de lasmodus.
Bij de synergische pulsmodi regelt Trim bijvoorbeeld
'Trim' met eenheden van 0,50 tot 1,50 met een
middelpunt van 1,00, maar voor synergische CV-modi
regelt Trim meestal spanning zonder 'middelpunt'. De
parameterinvoeren voor het Werkpunt en Trim gebruiken
geen engineeringeenheden. Deze waarden variëren
van 0 tot 32767, waarbij 0 de lage limiet van
de parameter kiest en 32767 de hoge limiet van de
parameter.
Nederlands
Lassequencer
De LGA-interface heeft een ingebouwde lassequencer
die tijd- en gebeurtenisgerelateerde procedures van het
lasproces en de bediening van standaardobjecten van
randapparatuur regelt. Vanwege standaardisering van
toepassingsbeschrijvingen en communicatie van relaties
tussen oorzaak en effect is er een algemeen model
(hieronder weergegeven) voor de sequencer gekozen.
De stadia van de sequencer zijn te zien in afbeelding 5.
Ruststand
Voorgas
Strike
Niet al deze statussen voor de sequencer hoeven voor een
opdracht te worden gebruikt. Voor de status
Gasvoorstroom , Up slope, Down slope, Kratervullen,
Afbrandvertraging en Gasnastroom worden deze statussen
alleen geactiveerd als er een statustijd voor is ingesteld.
Als de statustijd 0 is, dan wordt de status genegeerd. Voor
de eenvoudigste laswerkzaamheden zijn de enige
noodzakelijke statussen Ruststand, Ontsteken en Lassen;
deze statussen zijn altijd ingeschakeld. Voor de statussen
voor 'lassen' (Ontsteken, Up slope , Lassen, Down slope,
Kratervullen en Afbrandvertraging) heeft elke status eigen
parameters die de golfvorm regelen. Voor elke gebruikte
lasstatus moeten de regelparameters voor de status
worden gestart voordat het lassen begint. De enige
uitzondering op deze regel is als de modus Opdracht met
invoer van parameters wordt gebruikt; dan worden de
parameters voor de lasstatus van de I/O-parameterinvoeren
verkregen.
10
Upslope
Lassen
Downslope
Krater
Afbeelding 5
Burnback
Nagas
Nederlands